Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Jeugd in een theaterfamilie

Rosa Retty, na haar trouwen (1899) noemde ze zich Rosa Albach-Retty, werd op 26 december 1874 in Hanau (Hessen) geboren.[1] In deze stad dichtbij Frankfurt am Main was haar vader Rudolf Retty destijds acteur aan het “Stadttheater”. Haar moeder Katharina (“Käthe”) Retty, dochter van een Nederlandse en de acteur Carl Ludwig Schaefer[2], was oorspronkelijk operazangeres, maar gaf haar beroep ten gunste van haar gezin op.[3]
De vader van Rudolf Retty, Adolf Retty, was eerst leraar in Königsberg (het huidige Kaliningrad), maar werd later acteur.[4] Adolf Retty en Carl Ludwig Schaefer waren de grondleggers van een dynastie van toneel- en filmacteurs, die tot op het heden bestaat.
De twee meest bekende vertegenwoordigers van deze dynastie zijn in het kader van het toneel Rosa Albach-Retty en in de wereld van de film haar kleindochter Romy Schneider.
Rosa Albach-Retty als Mirandola in het gelijknamige stuk van Carlo Goldoni. Deutsches Volkstheater Wien, ca. 1898

Andere belangrijke kunstenaars uit deze familie:

Wolf Albach-Retty, de zoon van Rosa en vader van Romy Schneider. Hij begon zijn carrière 1926 aan het Wiener Burgtheater, werkte vervolgens als filmacteur en keerde na de Tweede Wereldoorlog aan het Burgtheater terug, waar hij tot aan zijn dood lid van het ensemble bleef.[5]
Magda Schneider, de eerste vrouw van Wolf en moeder van Romy, begon als actrice en soubrette aan het Staatstheater am Gärtnerplatz in München en speelde later in talrijke films mee, vaak als partner van haar echtgenoot. Internationaal bekend werd ze in 1932 door haar vertolking van Christine Weyring in de eerste verfilming van het toneelstuk “Liebelei” van Arthur Schnitzler onder de regie van Max Ophühls. Een miljoenenpubliek kent haar tot op de dag van vandaag uit de “Sissi”-trilogie als moeder van de keizerin, Ludovika in Bayern.[6]
Ook Trude Marlen, tweede vrouw van Wolf Albach-Retty, begon haar carrière op de planken, onder ander aan het Wiener Burgtheater, waar ze naast haar latere schoonmoeder Rosa Albach-Retty optrad.[7] Vervolgens werd ook zij een bekende filmactrice.
Harry Meyen, de eerste man van Romy Schneider, die vooral in de jaren vijftig en zestig een gevierd acteur in, en regisseur van komedies in West-Berlijn was, telt eveneens tot de clan.[8]
Last but not least: Sarah Biasini, de dochter van Romy Schneider, die in Parijs toneelspeelster is.[9]


De jeugd van Rosa Albach-Retty was vooral door permanente verhuizingen gekenmerkt. Haar vader speelde in het winterseizoen aan andere theaters dan in de zomer, wat voor Rosa regelmatige schoolwisselingen tot gevolg had en steeds nieuwe vriendschappen, die ze snel weer moest verbreken. Deze levensstijl kostte haar veel moeite, zoals ze het uitgebreid in haar memoires beschrijft.[10] De enige troost in dit rusteloos bestaan was het feit, dat ze nooit gescheiden van haar ouders hoefde te leven.
Haar vroege jaren speelden zich vooral in het huidige Polen af, in de steden Breslau (nu: Wrocław), Stettin (Szczecin), Danzig (Gdańsk) en Posen (Poznań), maar ook in Braunschweig, Lübeck, Rügen en Heringsdorf.[11]
Pas in 1887 kwam haar leven in rustiger vaarwater, want Rudolf Retty werd lid van het gloednieuwe Deutsches Theater, Berlin.

Deze schouwburg, in het centrum van de Duitse hoofdstad gelegen, opgericht door een sociëteit van meerdere acteurs en (toneel)auteurs, ontwikkelde zich snel tot de meest moderne bühne van zijn tijd. Hier stond de wieg van het naturalisme, de stijl, die zich aan de echte levensomstandigheden van vaak arme mensen inspireerde, aan hun taal, hun bewegingen en hun mimiek. ("Deutsches Theater, Berlin", zie ook: de pagina van Helene Thimig en de pagina van Agnes Sorma). Al na korte tijd verlieten alle leden deze sociëteit weer, op toneelauteur Adolphe L ’Arronge na. Hij werd vervolgens de intendant van het “Deutsches Theater” en ook de eerste directeur van Rosa Retty.

Van de muziek naar het toneel

Rosa kreeg van kleins af aan pianolessen. Nadat ze de pianiste en componiste Clara Schumann, geborene Wieck, weduwe van de romantische componist Robert Schumann, in een concert gehoord had, wilde ook ze pianiste worden. Ze was gedreven en oefende vier uur per dag.[12]
Zo snel als ze de scholen moest wisselen kreeg ze ook steeds weer nieuwe pianoleraren. Deze waren weliswaar makkelijk te vinden, want het waren de orkestleiders van de theaters, waaraan Rudolf Retty op dat moment geëngageerd was. Een van deze leraren werd later internationaal beroemd: De Oostenrijkse dirigent Felix von Weingartner. Hij avanceerde tot dirigent van het fameuze orkest “Wiener Philharmoniker”, beklede als opvolger van Gustav Mahler vanaf 1908 de positie van directeur van de Wiener Staatsoper en tussen 1919 en 1924 leidde hij de Wiener Volksoper.[13] Weingartner was ervan overtuigt dat de toekomst van Rosa op het concertpodium lag. Nadat ze hem op een dag een aria van Mozart had voorgezongen, gaf de dirigent aan de vader van Rosa Retty het dringende advies om haar stem voor een carrière als operazangeres te laten scholen. Een dergelijke opleiding was voor de Rettys echter te duur, want de familie was arm. Nog als stokoude vrouw herinnerde zich Rosa Albach-Retty in haar memoires dat ze vaak in onderhuur leefden en haar moeder de maaltijden op een klein gaskokertje moest bereiden. Ook was haar vader gedwongen, naast zijn werk als acteur en regisseur, artikelen in kranten te publiceren, om het bescheiden huishoudelijke budget te verhogen.[14]
Felix van Weingartner bemiddelde Rosa haar eerste en laatste publieke optreden als pianiste. Ze mocht deelnemen aan een concert voor een goed doel in het “Friedrich Wilhelm Schützenhaus” in Danzig. Ze bracht toen het korte, maar snelle stuk “Das Spinnrädchen” van Franz Bendel tot gehoor. Alles ging goed, totdat ze aan het einde van haar voordracht in plaats van een “b” een “h” speelde en vervolgens luidop “Au!” riep. Het publiek lachte, Weingartner kuste haar, maar Rosa wilde daarna nooit meer op een concertpodium verschijnen.[15]
Rosa Albach-Retty en Josef Kainz in "Die Jüdin von Toledo" van Franz Grillparzer. Wiener Burgtheater, 1904


Haar eerste optreden als actrice vond in Posen plaats. Haar vader kondigde haar op een dag aan dat ze de volgende avond als “infantin” in “Don Carlos” van Friedrich von Schiller op moest treden. Het meisje dat deze kleine rol normaliter speelde had de mazelen. Rosa was eerst helemaal niet blij met deze opdracht, maar schikte zich in haar lot toen ze hoorde dat het om een benefietvoorstelling ging. In haar enige scene moest ze een medaillon oprapen, dat haar vader in het stuk, koning Filip II, in zijn toorn op de grond gegooid had. Maar helaas kon ze het medaillon niet vinden. Vervolgens moest ze haar tekst aanpassen. In plaats van: “Ach, sieh da, meine Mutter! Das schöne Bild!” (Vertaling: Ah, kijk, mijn moeder! Wat een mooi beeld!) zei ze: “Wo ist es nur? Ich kann’s nicht finden!” (Vertaling: Waar is het toch? Ik kan het niet vinden!) Haar slagvaardigheid zorgde voor groot gelach in het publiek, wat het kleine meisje overstuur maakte. Een soortgelijke ervaring als op het concertpodium. Tegen haar vader zei ze nog op dezelfde avond dat ze nooit meer in haar leven op een bühne zou willen staan. Maar de volgende dag las ze in een krant:

“Das Schönste an der gestrigen “Don Carlos”- Aufführung war die kleine Retty. Ihr reizendes Extempore erhielt Extra-Applaus. Man darf ihr schon heute auf dem Theater eine groβe Zukunft prophezeien.”[16]
(Vertaling: Het mooiste aan de opvoering van “Don Carlos” gisteren was de kleine Retty. Haar schitterende improvisatie oogstte een extra-applaus. Men mag haar vandaag de dag al een grote toekomst op het toneel voorspellen.)

Actrice in Berlijn (1891-1894)

In Berlijn moest ze dan toch nog enkele keren als “invalskracht” optreden. Haar vader was aan het “Deutsches Theater” geëngageerd en het gezin woonde eindelijk in een eigen woning, en niet langer in onderhuur. Vóór haar gewone lessen op school die ‘s middags plaatsvonden, zat Rosa elke ochtend in de theaterzaal en volgde met grote belangstelling de repetities. Naast haar vader bewonderde ze vooral de ster van het huis, Josef Kainz, maar ook de jonge Agnes Sorma, die een vriendin van haar moeder werd. Door haar dagelijkse aanwezigheid in het theater was ze binnen de kortste tijd bij iedereen bekend en ook geliefd. Bovendien beheerste het meisje, dat haar hele leven geen probleem had teksten snel uit de hoofd te leren[17], na korte tijd de rollen van de repeterende acteurs.
Directeur Adolphe L ‘Arronge verplichtte de jonge leden van het ensemble ertoe, om op alle repetities aanwezig te zijn, of ze nu in het betreffende stuk optraden of niet. Zo had hij altijd vervanging als een acteur ziek werd en de jonge lui leerden bovendien door het observeren van de gearriveerde kunstenaars.[18]. Schijnbaar ging dit concept niet altijd op, want L ‘Arronge vroeg ook aan Rosa, die toen nog helemaal niet van plan was om actrice te worden, een zieke actrice te vervangen. Zo speelde ze Zeit in “Das Wintermärchen” van William Shakespeare en Käthe in “Der blaue Brief” van Rudolf Stratz, een destijds bekende toneelschrijver.[19]
In een van de eerste krantenartikelen die over haar in Wenen gepubliceerd werd toen ze in 1895 haar debuut aan het “Deutsche Volkstheater”[20] gaf, wordt beschreven hoe ze uiteindelijk aan haar eerste hoofdrol gekomen was. Ze wist dat de actrice, die Trudi in de komedie “Die Töchter ihrer Exzellenz” van Ernst von Wolzogen en W. Schumann zou vertolken, ziek was. L ‘Arronge wilde de première al afzeggen, totdat Rosa aan zijn deur klopte en hem zelfbewust verklaarde: "Ich will morgen spielen." (Vertaling: Ik wil morgen spelen.)[21]

“Sie erklärte dem immer erstaunter werdenden L ‘Arronge klipp und klar, sie habe sämtlichen Proben im Parterre beigewohnt, sie kenne jedes einzelne Wort der Rolle der erkrankten Künstlerin und ‘was das Spiel anbelangt’, meinte sie schlieβlich kurz in ihrer aufrichtigen Art, ‘das werde ich auch schon treffen!’”[22]
(Vertaling: Ze maakte aan L ‘Arronge, die steeds verbaasder keek, duidelijk, dat ze alle repetities vanuit de zaal gevolgd had en de complete tekst van de rol van de ziek geworden actrice beheerste. En ‘wat het spel betreft’, meende ze op haar eerlijke aard, ‘dat zal ook wel lukken!’)

Ze speelde L ‘Arronge vervolgens twee scenes uit het stuk voor, wat hem voldoende overtuigde. Haar debuut aan het “Deutsches Theater” werd een groot succes en niemand wilde geloven dat dit jonge meisje zonder voorafgaande repetities opgetreden was.
Eugen d ‘Albon, de journalist van het “Wiener Salonblatt” resumeerde: “Rosa Retty hat die Schauspielerei nicht gelernt, sie kam bereits als fertiges echtes Bühnenkind auf die Bretter….Was sie uns zeigt, ist ihr Eigenthum, ist ihre Ursprünglichkeit, ist ihr Ich, sie spielt sich selbst und darum glauben wir ihrem Lachen und glauben auch ihrem Weinen und glauben schlieβlich noch Eins, daβ sie gar nicht – Comödie spielt.”
(Vertaling: Rosa Retty heeft het acteren niet geleerd, ze kwam al kant-en-klaar als echt theaterkind op de planken….Wat ze ons laat zien, is haar eigendom, haar oorspronkelijkheid, haar eigen Ik. Ze speelt zichzelf en daarom geloven wij haar als ze lacht en als ze huilt en wij geloven uiteindelijk ook dat ze helemaal niet toneel speelt.)[23]

Met zeventien jaar nam ze het definitieve besluit om actrice te worden. In een interview met Erich Schenk, een acteur die voor de “Österreichische Mediathek” honderden audiogespreken met kunstenaars en andere prominenten opnam, herinnerde zich Rosa Albach-Retty in 1967, op 93 jarige leeftijd, aan haar beginjaren als actrice. Ook in haar boek vertelt ze daarover.[24]
Ze sprak op de bühne van het “Deutsches Theater” de rol van Franziska uit “Minna von Barnhelm” van Gotthold Ephraim Lessing voor. De steekwoorden gaf haar Agnes Sorma. In de zaal zaten haar vader Rudolf Retty, intendant L ‘Arronge en de acteurs Joseph Kainz en Ludwig Barney. Rosa overtuigde iedereen door haar spel, maar Barney vond haar er nog veel te kinderlijk uitzien om jonge vrouwen geloofwaardig te kunnen vertolken. Dit oordeel deprimeerde haar mateloos. Met haar moeder ging ze vervolgens op kuur naar Bad Elster en kwam, zoals ze het in het audio interview beschreef, “gut entwickelt und als richtiges, junges Mädchen” (Vertaling: goed ontwikkelt en als een echt jong meisje) terug.[25]
Rosa Albach-Retty als Adelheid in "Der Biberpelz" van Gerhart Hauptmann. Deutsches Volkstheater Wien, ca. 1897


Daarna kon ze eindelijk echt doorstarten. Tussen 1891 en 1894 speelde ze aan het “Deutsches Theater”, aan het door Ludwig Barney nieuw opgerichte “Berliner Theater” en aan het “Lessingtheater”. Haar repertoire omvatte vooral rollen in komedies zoals in de destijds geliefden stukken van haar directeur Adolphe L’ Arronge (“Der Kompagnon”, “Dr. Klaus”) en van de auteur-duo’s Franz von Schönthan/Gustav Kadelburg (“Der Herr Senator”, “Zwei glückliche Tage”) en Oskar Blumenthal/Gustav Kadelburg (“Zwei Wappen”).[26]
De in deze jaren uiterst populaire toneeldichter Hermann Sudermann schreef haar in zijn stuk “Die Schmetterlingsjagd” de rol van Rosi op het lijf. De opvoering werd vooral voor de jonge actrice een overweldigend succes.[27] Ook als Rita in “Talismann” van Ludwig Fulda werd ze gevierd. Haar optreden zorgde onder andere ook daarom voor een sensatie, omdat ze zonder schoenen en kousen speelde, wat tot die tijd nog ondenkbaar was. L ‘Arronge verbood het haar eerst en zei in zijn Berlijnse dialect: “Was sehen meine Augen? Nackte Beene? Nee, nee, Rosi! Gleich nach der Probe gehste Zehenstrümpfe kaufen. Wir sind ein anständiges Theater. Bei mir darfste nicht barfuβ auf die Bühne kommen!” (Vertaling: Wat ziek ik nou? Naakte benen? Nee, nee, Rosi! Direct na de repetitie ga je kousen halen. Wij zijn een fatsoenlijk theater. Bij mij mag je niet op blote voeten op de bühne!)
Ze vond de kousen er echter zo onnatuurlijk uitzien voor dat arme meisje dat ze te vertolken had, dat ze uiteindelijk toch met blote voeten optrad.[28]
Ook buiten de hoofdstad nam men kennis van deze spraakmakende productie: De later beroemde Duitse acteur Eduard von Winterstein, toen nog in de kleine stad Annaberg geëngageerd, hoorde ervan door een Berlijnse vriend: “Er erzählte mir von Vorstellungen, die er in Berlin gesehen hatte. Sprach von Fuldas “Talismann”, dem Stück, das am Deutschen Theater unter der Direktion L ‘Arronge den gröβten Sensationserfolg gehabt hatte, berichtete von Kainz, von Sommerstorff, Georg Engels und Rosa Retty.” (Vertaling: Hij vertelde van voorstellingen, die hij in Berlijn gezien had. Hij sprak over “Talismann” van Fulda, het stuk, dat aan het “Deutsches Theater” onder intendant L ‘Arronge een sensationeel succes had. Hij sprak over Kainz, Sommerstorff, Georg Engels en Rosa Retty.)[29]

In “Der Biberpelz” van Gerhart Hauptmann speelde ze Adelheid, een typische Berlijnse meid uit het volk.Toen ze een stuk brood met honing moest eten, likte ze haar plakkerige vingers af, zoals kinderen het doen.[30] Ook dit moment van heel natuurlijk gedrag op de bühne was iets radicaal nieuws in de ontwikkeling van het theater, ondenkbaar bijvoorbeeld in het stijve “Königliches Schauspielhaus”. ("Königliches Schauspielhaus Berlin", zie ook: de pagina van Helene Thimig)
Om Adelheid zo echt mogelijk te kunnen spelen, deed ze iets, wat typisch voor naturalistische acteurs was: Ze bestuurde het milieu ter plekke, in dit geval in “Wedding”, destijds een echte arbeidersbuurt.[31]
Haar grote idool, de Oostenrijker Josef Kainz, die ze naast haar vader als haar enige leraar noemde, was de eerste acteur die met de rug naar het publiek speelde. Dat gold toen als onbeleefd, vooral tegenover de aristocratische bezoekers. Een wezenlijke zin, die Kainz haar op haar weg meegaf, was: “Merke dir, Rosi, die höchste Kunst ist nichts anders als potenzierte Natur.” (Vertaling: Onthoudt goed, Rosi, dat de hoogste kunst niets anders is als vermenigvuldigde natuur.)[32]
Aan Kainz bewonderde ze vooral zijn fysieke bewegelijkheid in het spel: Dat hij als een “Gummiball” (stuiterbal) over de bühne sprong, herinnerde ze zich nog bijna zestig jaren na zijn dood.[33] Maar ook dat hij, die toen al de reputatie van grootste levende Duitstalige acteur had, nooit ophield om aan zichzelf te werken, maakte grote indruk op haar. Ze observeerde hoe hij voor elke voorstelling moeilijke tekstpassages met een kurk in de mond oefende en deed vervolgens hetzelfde. “So habe ich mir, immer ihn vor Augen, selbst die Bühnensprache beigebracht.” (Vertaling: Op deze manier heb ik mijzelf, hem altijd in gedachte, de toneeltaal geleerd.)[34]

Deutsches Volkstheater Wien (1895-1903)

Haar laatste rol in Berlijn was Lene in “Die Haubenlerche” van Ernst von Wildenbruch, die ze aan het Berlijnse “Lessingtheater” vertolkte. Daarna werden Rosa en haar vader aan het “Deutsches Volkstheater” in Wenen geëngageerd, dat sinds 1945 alleen nog maar “Volkstheater Wien” heet.[35] In Wenen en in het kleine kuuroord Baden bei Wien zou Rosa Albach-Retty de rest van haar leven, nog 85 jaar, blijven wonen.

Deutsches Volkstheater Wien, ca. 1926
Het “Deutsches Volkstheater” werd 1889 geopend en was als burgerlijk pendant tot het keizerlijk-aristocratische “K.K. Hofburgtheater”, hedendaags het Wiener Burgtheater, geconcipieerd. Het Weense burgerdom was aan het einde van de 19. eeuw door een florerende economie rijk en zelfbewust geworden. Men liet representatieve huizen bouwen op de nieuwe Weense Ringstraβe, die vaak pronkvoller waren dan de oude keizerlijke “Hofburg”. En men verlangde ook naar een eigen schouwburg: Het Oostenrijks-Duitse architectenduo Ferdinand Fellner & Hermann Helmer kreeg de bouwopdracht. Ze waren de destijds meest beroemde en gevraagde theaterarchitecten van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, maar werkten ook buiten diens grenzen. Hun theaters staan nog vandaag onder andere in Wenen, Graz, Salzburg, in het Oekraïense Tsjernivtsi, in Bratislava, Brno en Zagreb, maar ook in Sofia, Zürich, Wiesbaden, Augsburg en Hamburg.[36]
Aangezien in 1881 een brand het Weense “Ringtheater” verwoestte en rond 448 bezoekers het leven gekost had [37], golden voor nieuwe schouwburgen vanaf dat moment strenge voorschriften. Zo stond en staat het “Volkstheater” compleet vrij, zodat zich het vuur bij een eventuele brand niet op andere gebouwen zou kunnen verspreiden. Bovendien gebruikte men in het hele huis, ook op de bühne, uitsluitend elektrisch licht en geen gaslampen. Om het publiek snel te kunnen evacueren, omvatte het nieuwe gebouw maar twee galerijen.
In 1907 werd een zijgebouw met koepel voor een buffet- en een kassaruimte toegevoegd.[38] De buffetruimte is met muurschilderijen versierd, die beroemde (vroegere) acteurs van het “Volkstheater” vertonen. Ook Rosa Albach-Retty, die toen al aan het Burgtheater speelde, is er te zien.

Rosa Retty gaf haar debuut aan het “Volkstheater” in twee stukken: “Kind des Glücks” von Charlotte Birch-Pfeiffer und “Der Talismann” van Ludwig Fulda. De keuze van het stuk von Birch-Pfeiffer werd scherp bekritiseerd, “het zou hoognodig voor altijd moeten verdwijnen” (”Es ist Zeit, daβ dieses Schauspiel für immer verschwindet”).[39]
De prestatie van Retty in beide stukken werd daarentegen heel positief beoordeeld.

Over Retty als Hermance in “Kind des Glücks” schreef men: Die anmutige junge Künstlerin ist ein echtes, vollwertiges Talent, Naturfrische, Herzenswärme und bezaubernde Liebenswürdigkeit sind ihr eigen.
Over haar Rita in “Der Talismann”: Die junge, reizende Künstlerin ist eine der erfreulichsten Erscheinungen des modernen Theaters, ein Gewinn für das “Deutsche Volkstheater”[40]
(Vertaling: “Kind des Glücks”: De gracieuze jonge kunstenares beschikt over een echt en volwaardig talent. Ze heeft een natuurlijke frisheid, warmte en schitterende vriendelijkheid. “Der Talismann”: De jonge, schitterende kunstenares is een van de meest verheugende verschijningen van het moderne theater. Ze is een winst voor het “Deutsche Volkstheater”)

Een jaar later vertolkte ze de titelrol in “Das Kätchen van Heilbronn” van Heinrich von Kleist. In dit stuk, dat tot de canon van de Duitse toneelliteratuur telt en ook vandaag de dag nog vaak gespeeld word, vierde ze eveneens een groot succes. Men resumeerde: "Das Kätchen von Heilbronn ist eine Rolle, die dieser jungen Künstlerin wie auf den Leib geschrieben passt." (Vertaling: Het Kätchen von Heilbronn is een rol, die bij deze jonge kunstenares dermate goed past, alsof ze voor haar geschreven is.)[41]

Voor de acht jaar die ze aan het “Deutsches Volkstheater” bleef, maar ook voor de 55 jaar die ze daarna aan het “Wiener Burgtheater” verbonden was, gold dat rollen uit het klassieke repertoire voor haar een uitzondering vormden. De journalist André Müller, die haar 1978 bezocht, toen Albach-Retty al 103 jaar oud was en net haar memoires gepubliceerd had, schreef wat boosaardig: "Auf der Bühne reichte ihre Spannweite von kecker Soubrette bis Salondame mit Herz. Von Ibsens Nora war sie bereits so überfordert, daβ sie hinter der Bühne einen Heulkrampf bekam." (Vertaling: Haar repertoire omvatte rollen van kekke soubrette tot salondame met hart. De titelrol in “Nora” van Henrik Ibsen stelde al zo hoge eisen aan haar, dat ze achter de bühne huilbuien kreeg.)[42]

Rosa Retty, de “beste naïeve”

Rosa Albach-Retty werd al in Berlijn door een criticus als “de fijnste naïeve, die in Berlijn, zelfs in het hele Duitse taalgebied op een bühne stond” ("Rosa Retty ist die feinste Naive, die in Berlin, ja im deutschen Sprachraum je die Bühne betreten hat.") getituleerd.[43] In 1895, na haar debuut aan het “Deutsches Volkstheater” in Wenen schreef men: "Ein neuer Stern ist auf dem Wiener Theaterhimmel aufgegangen, der bisher den Berlinern geleuchtet hatte: Frl. Retty, derzeit die begabteste und reizendste aller deutschen Naiven…" (Vertaling: Een nieuwe ster is aan het Weense theaterfirmament verschenen, die tot nu toe alleen voor het Berlijnse publiek schitterde: Juffrouw Retty is de momenteel meest getalenteerde en meest betoverende Duitse naïeve…).[44] Al in 1904 - ze speelde al aan het Burgtheater - noemde men haar zo: " ….und ist Frau Albach-Retty die beste Naive der deutschen Bühne." (Vertaling: …en is mevrouw Albach-Retty de beste naïeve op het Duitse toneel.)[45]
Het “Rollenfach” van “Naive” ("Rollenfach", zie ook: de pagina van Julia Janssen en de pagina van Alma Seidler) omvatte meisjes uit het volk, vrolijke, daadkrachtige jonge vrouwen, maar geen tragische karakters. In het klassieke repertoire zijn er weinig rollen te vinden voor “naïeven”. Aan het “Deutsches Volkstheater” speelde ze naast Kätchen von Heilbronn uit het literair waardevol genre: Susanne in “Ein toller Tag” van Pierre-Augustin Caron de Beaumarchais, Marianne in “Die Geschwister” en Sophie in “Die Mitschuldigen” van Johann Wolfgang von Goethe, Mirandolina in het gelijknamige stuk van Carlo Goldoni, Franziska in “Minna von Barnhelm” van Lessing en Maria in “Was ihr wollt” van Shakespeare. De meeste andere rollen die ze er te vertolken had, stamden uit stukken die de Duitse acteur Bernhard Minetti in zijn memoires als volgt beschrijft: "Was hat sich dem Schauspieler von heute erhalten aus der groβen Produktion seit Goethes Tod? Wir sehen auf einen Berg abgestorbener Stücke von Heinrich Laube über Wildenbruch bis zu L ‘Arronge, einen Leichenhaufen des Theaters, der einen wehmütig machen kann; denn wieviel dichterische Bemühung, wieviel Auftritte Abend für Abend sind darin verborgen? Verschollen auf dem Theater, fast vergessen in der Literaturgeschichte und nur für den Historiker und den Schauspieler interessant, der versucht, sich das Spiel der groβen Mimen von damals vorzustellen, die mit diesen Stücken ihre Erfolge hatten…" (Vertaling: Wat is voor een acteur van vandaag gebleven van het grote aantal van stukken die sinds de dood van Goethe geschreven werden? Wij kijken op een berg van dode stukken van Heinrich Laube, Wildenbruch tot L ‘Arronge. Een soort theatrale lijkenberg, die je droevig zou kunnen stemmen, want hoeveel werk van de dichters steekt erachter, hoeveel optredens van acteurs, avond na avond, zijn daaraan verbonden? Verdwenen van de bühne, bijna vergeten door de literatuurgeschiedenis en alleen nog maar interessant voor de historici en acteurs van vandaag, die proberen zich het spel van de grote collega’s van toen voor te stellen die met deze stukken successen vierden.)[46]

Haar grootste hit uit dit genre van lichte, gevoelvolle en allang vergeten stukken was “Alt Heidelberg” van Wilhelm Meyer-Förster.
Rosa Albach-Retty als Käthi in "Alt-Heidelberg" van Wilhelm Meyer-Förster. Deutsches Volkstheater Wien of Wiener Burgtheater, ca. 1900
Ze speelde de rol van de serveerster Käthi, die voor een prins valt, maar als klein burgermeisje niet met hem mag trouwen, 200 keer aan het “Deutsches Volkstheater” en rond 100 keer aan het “Burgtheater”.[47]

De jonge actrice probeerde betere rollen in niveauvollere stukken te spelen. Echter vielen deze rollen in een ander “Rollenfach”, namelijk in dat van de “Sentimentale”. Ze schrijft over dit dilemma in haar boek: Alle “Naiven” haben einmal den Wunsch, auch “Sentimentale” zu spielen. Ich sehnte mich nach der Julia, dem Gretchen. “Du kennst doch das ungeschriebene Theatergesetz”, meinte Direktor Bukovics, “die Naive soll klein, die Sentimentale soll groβ sein. Du bist klein, Rosi, daran läβt sich nichts ändern.” (Vertaling: Alle “naïeven” hebben ooit de wens, om ook rollen uit het Rollenfach “sentimentele” te spelen. Ik verlangde naar Julia (noot: Julia in “Romeo und Julia” van Shakespeare) en Gretchen (noot: Gretchen in “Faust” van Goethe). “Je kent de ongeschreven toneelwet”, zei directeur Bukovics (noot: Emmerich Bukovics, directeur van het “Deutsches Volkstheater” tussen 1889 en 1905), “de naïeve moet klein zijn en de sentimentele groot. Jij bent klein, Rosi, daar is niets aan te doen.”)
In Praag leerde ze de intendant van het “Deutsches Theater Prag” kennen, Angelo Neumann. Hij dacht moderner: voor hem was niet de lengte van een actrice belangrijk, maar het talent. Neumann bood haar aan om in Praag de rollen te spelen, die ze in Wenen vanwege haar uiterlijk niet kon spelen. Echter overleed Neumann en haar droom om Gretchen, Julia en Klärchen (in “Egmont” van Goethe) te mogen spelen, bleef onvervuld.[48]

“K.K. Hofburgtheater”/ “Wiener Burgtheater” (1903-1958)

Al in 1901 berichtte een Weense krant[49] erover dat Rosa Albach-Retty om vervroegd ontslag bij de directeur van het “Deutsches Volkstheater” had gevraagd. Haar reden was aan de ene kant dat ze ontevreden was met de haar aangeboden rollen. Aan de andere kant had ze al een nieuwe contract met het “K.K. Hofburgtheater” afgesloten, dat weliswaar pas in 1903 in kracht zou treden. De toenmalige directeur van het Burgtheater Paul Schlenther, in zijn vroegere beroep toneelrecensent in Berlijn, was zelfs bereid om een zogenoemde “Konventionalstrafe” te betalen. Dat betekende dat hij haar van het “Volkstheater” wilde vrijkopen, maar dat lukte hem niet. Directeur Bukovics van het “Volkstheater” liet haar pas in 1903 gaan, maar dan toch enkele maanden eerder, zoals door een journalist bericht werd. Dezelfde nam haar wissel van het “Deutsches Volkstheater” naar het “K.K. Hofburgtheater” tot gelegenheid om over een destijds nieuwe fenomeen te berichten: Kunstenaars, die snel de ene schouwburg voor de andere inruilden. Hij bekritiseerde een bepaalde rusteloosheid, die in fel contrast stond tot de Duitstalige traditie om zich decennia lang aan een huis te binden.[50] Dat Albach-Retty het Burgtheater 55 jaar trouw zou blijven kon hij toentertijd weliswaar nog niet weten.

Haar debuut aan het Burgtheater gaf ze op 6 maart 1903 als Suzanne von Villiers in een vandaag allang vergeten gezelschapskomedie van de Franse Edouard Pailleron: “Die Welt in der man sich langweilt”. Direct daarna mocht ze zich als Gertrud in “Kollege Crampton” van Gerhart Hauptmann en als Regine in “Gespenster” van Henrik Ibsen presenteren, dus in twee uitdagendere rollen, geschreven door naturalistische auteurs, wiens werken nog steeds gespeeld worden.[51]
Rosa Albach-Retty (rechts) met Josef Kainz, Hedwig Bleibtreu en Ferdinand Gregori in "Gespenster" van Henrik Ibsen. Debuut aan het Wiener Burgtheater, 1903


Makkelijk was de overstap van het “Deutsches Volkstheater” naar het “K.K. Hofburgtheater” niet. Rosa Albach-Retty voelde zich in het ensemble van het “Volkstheater” net als in een “grote familie”, terwijl in de “Burg”, hoe het Burgtheater in Wenen tot het heden liefdevol genoemd wordt, “de befaamde ouden als de goden op de Olympus zaten, trots, zelfheerlijk en ervan overtuigd door niemand vervangen te kunnen worden”. (In der Burg, das wuβte jeder, thronten die berühmten Alten wie die Götter im Olymp: stolz, selbstherrlich, zutiefst von der eigenen Unersetzlichkeit überzeugt.)[52] Vooral de vrouwen maakten haar het leven moeilijk. Fred Hennings, acteur aan het Burgtheater, maar ook kroniekschrijver van deze schouwburg, vertelde in zijn driedelig werk “Heimat Burgtheater” dat zich alleen de oude actrice Auguste Wilbrandt-Baudius vriendelijk tegen Rosa Albach-Retty verhield. Hij verklaarde dit vijandige gedrag ook daarmee, dat het aan het begin van de twintigste eeuw aan het “Burgtheater” nog een soort ongeschreven bezitsrecht op bepaalde rollen gaf. Actrices die een rol jarenlang gespeeld hadden, wilden deze voor niets in de wereld afstaan, ook al waren ze er inmiddels veel te oud voor. Echter, door het toetreden van Albach-Retty tot het ensemble moesten bepaalde dames van rollen afzien, of ze het wilden of niet.[53]
De heren waren vriendelijker tegen haar. Een van de groten, Bernhard Baumeister, gaf haar zelfs een schriftelijke toezegging dat hij haar zou beschermen. Hij schreef: "Wenn einmal einer mit dir unfreundlich sein sollte, sage es mir. Ich werde ihn sofort zur Rede stellen." (Vertaling: Mocht ooit iemand onvriendelijk tegen jou zijn, dan zeg het mij. Ik zal degene er direct mee confronteren.)[54] Met Baumeister speelde ze later in “Falstaff” van Shakespeare, hij de titelrol, zij Frau Hurtig. Zij noemde hem haar “meest geweldige Falstaff” (hinreiβenste Falstaff).[55]
Een andere partner, die ze bovenmatig adoreerde, kende ze al uit Berlijn en kwam ze in Wenen weer tegen: Josef Kainz. Met hem vierde ze een van haar grootste successen überhaupt, als Rahel in “Die Jüdin von Toledo” van Franz Grillparzer.

Hugo Thimig, acteur en regisseur, later ook directeur aan het Burgtheater en bovendien grondlegger van de theaterdynastie Thimig (zie ook: Helene Thimig), reflecteerde in zijn dagboeken en brieven de artistieke ontwikkeling van zijn collega’s.
Rosa Albach-Retty en Hugo Thimig in "Quality Street" van James Matthew Barrie. Wiener Burgtheater, 1904
De vroege prestaties van Rosa Albach-Retty beoordeelde hij, de heel kritische observator, doorgaans positief. Als Hilde in die “Frau vom Meer” (Henrik Ibsen) vond hij haar “kostelijk” (köstlich), haar Adelheid in “Biberpelz” (Gerhart Hauptmann) noemde hij “van bijna schrikwekkende echtheid” (von fast erschreckender Wahrheit). In verband met haar Katharina von Rosen in “Bürgerlich und romantisch” van Eduard von Bauernfeld schreef hij: "Eine der feinsten und correctesten Arbeiterinnen am ganzen Burgtheater. Darin echte Burgschauspielerin." (Vertaling: Een van de fijnste en meest correcte hard werkende actrices van het hele Burgtheater. In deze eigenschap een echte Burgtheateractrice.)[56]


Onderscheidingen, titels en prijzen

In 1912 werd aan Rosa Albach-Retty de titel “Hofschauspielerin” door keizer Franz-Joseph verleend. Voor deze gunst moest ze zich, bij de heerser persoonlijk, tijdens een audiëntie in het Weense stadsslot “Hofburg” bedanken. Aan deze titel waren bepaalde privileges verbonden. Zo werd ze onder andere vanaf nu vóór elke repetitie en vóór elke voorstelling met een koets van thuis afgehaald en ook weer naar huis gebracht. In de zomervakanties mocht ze met haar familie gratis in een eerste klas coupé reizen. Op elk station werd ze door de station-manager persoonlijk begroet en naar haar wensen gevraagd.[57]
In 1928 werd ze tot erelid van het “Burgtheater” benoemd. Tussen 1958 en haar dood in 1980 was ze “Doyenne van het Burgtheater”. ("Erelid, Doyenne", zie ook: de pagina van Elisabeth Orth)[58]
Voor haar laatste rol aan het Burgtheater, Mrs. Edna Savage in “Eine sonderbare Dame” van John Patrick ontving ze als eerste überhaupt de “Josef-Kainz-Medaille”.
Naast diverse andere onderscheidingen door de Republiek Oostenrijk werd haar door de staat in 1935 ook de titel “Professor” verleend.[59]

Haar honderdste verjaardag vierde het “Burgtheater” en de republiek Oostenrijk, vertegenwoordigd onder andere door bondskanselier Bruno Kreisky, met een grote ceremonie. Rosa Albach-Retty zat op een troon op de bühne en verheugde zich over de ovaties.[60]Haar verjaardag werd ook bekroond met een tentoonstelling over haar leven en haar carrière in het “Historisches Museum der Stadt Wien”.
Toen ze ongeveer zes jaar later overleed, werd haar kist om het Burgtheater gedragen, voordat ze in een eregraf op de Weense “Zentralfriedhof” haar laatste rustplek vond. ("Begrafenisceremonie Erelid", zie ook: de pagina van Elisabeth Orth)

Contacten met politieke machthebbers en elite

Toen ze in 1912 “Hofschauspielerin” werd, schreef haar vader Rudolf Retty, die toen weer in Duitsland leefde, in een brief aan haar: “Rosi, das ist für mich die gröβte Freude und für Dich die gröβte Ehre. Dieser Titel ist das Adelsprädikat des Mimen!” (Vertaling: Rosi, dat is voor mij de grootste vreugde en voor jou de grootse eer. Deze titel is het adels-predicaat voor de acteur!) Door deze benoeming had haar carrière een hoogtepunt bereikt waarvan haar vader en haar grootvaders, die reizende acteurs waren, alleen maar konden dromen. Het meisje, dat met haar arme ouders van stad tot stad moest trekken had eindelijk haar vaste plek in Wenen gevonden en behoorde nu tot het zogenoemde goede gezelschap.
Sinds 1899 was ze met de keizerlijk-koninklijke officier Karl Albach getrouwd, die uit liefde voor haar afstand van zijn militaire loopbaan genomen had (een militair kon destijds niet met een actrice in het huwelijk treden). Hij werd jurist en men leefde voortaan in het elegante negentiende district, Döbling, met personeel.[61]
Al in Berlijn had ze omgang met verschillende leden van de aristocratie gehad: ze leerde de rijkskanselier Otto von Bismarck kennen en de Pruisische generaal-marschalk Helmuth von Moltke. Met de dochters van Graf Dönhoff studeerde ze kleine stukjes in, die deze ter gelegenheid van de verjaardag van Keizer Wilhelm opvoerden.[62] Later, in Oostenrijk, bereidde ze talrijke jonge aartshertogen en aartshertoginnen op soortgelijke optredens voor. Rosa Albach-Retty werd vervolgens ook door diverse familieleden van de Keizer op sloten naar Hongarije uitgenodigd en zelfs met privétreinen afgehaald.[63]
Ook na het einde van de monarchie verkeerde ze met de leiders van het staat. Toen haar zoon Wolf Albach Retty in 1932 uit zijn contract met het Burgtheater wilde stappen om in Berlijn films te kunnen draaien, werd deze aanvraag van de toenmalige directeur, de dichter Anton Wildgans, strikt afgewezen. Rosa Albach-Retty lukte het door Bondskanselier Ignaz Seipel ontvangen te worden en de wens van haar zoon via hem door te zetten. Wolf werd vervolgens een van de meest beroemde filmsterren in de Duitstalige wereld.[64]
Rosa Albach-Retty, tentoonstelling Historisches Museum der Stadt Wien, 1974-1975

Over al deze contacten met politici en leden van de aristocratie vertelde ze in haar memoires heel open. Haar nauwe contacten met het NS-regime en vooral met Adolf Hitler verzweeg ze daarentegen in dit boek. Ze stelde dat ze Hitler maar driemaal op afstand gezien had; twee keer toen hij voorstellingen in het “Burgtheater” bezocht. De derde keer tijdens een receptie in het Weense stadhuis.[65]
De werkelijkheid zag er weliswaar anders uit. Na de Anschluss van Oostenrijk aan het Duitse Rijk in 1938 werden in de kranten dankzeggingen van enkele kunstenaars aan Adolf Hitler gepubliceerd. Rosa Albach-Retty schreef toen: "Wie alle Menschen, bin ich natürlich eine begeisterte Verehrerin des Führers, aber ich darf mich überdies rühmen, ihm besonders nahe zu sein. Dies schon dadurch, daβ meine Schwiegertochter Magda Schneider in Schönau bei Berchtesgaden ein Haus besitzt. So hatte ich das Glück, den Führer oftmals in Berchtesgaden zu sehen, und bei der Olympiade war es mir vergönnt, knapp hinter ihm zu sitzen. Wer Adolf Hitler derart nahe war, fühlt doppelt die gewaltige Macht seiner Persönlichkeit" (Vertaling: Zoals alle mensen ben ik natuurlijk een enthousiaste bewonderaar van de “Führer”. Echter mag ik met trots verklaren dat ik me met hem bijzonder nauw verbonden voel. Dat komt ook omdat mijn schoondochter Magda Schneider in Schönau bij Berchtesgaden een huis bezit (noot: De “Berghof” in Berchtesgaden was een van de woonplaatsen van Adolf Hitler). Daardoor had ik het geluk, om de “Führer” vaak te zien. Tijdens de Olympiade (noot: Olympiade, zomer 1936 te Berlijn) had ik de gunst om vlak achter hem te mogen zitten. Wie Adolf Hitler dermate dichtbij komt, voelt dubbel de geweldige macht van zijn persoonlijkheid.)[66]
Rosa Albach-Retty, 100e verjaardag. Ceremonie Wiener Burgtheater, 1974

Rosa Albach-Retty, die niet graag films draaide – ze vond acteren voor de camera veel “te technisch”[67] – werkte wel aan twee NS-propagandafilms mee: “Maria Ilona”[68] en “Wien 1910”[69]

”Salondame” en “Charakterdarstellerin”

Nadat ze de rollen van jonge meisjes en vrouwen achter zich gelaten had, trad Rosa Albach-Retty vaak in komedies als zogenaamde “Salondame” op, dus elegante dames uit hogere maatschappelijke kringen. Een van de meest markante figuren uit dit genre was de Herzogin van Malborough in “Ein Glas Wasser” van Eugène Scribe, die ze in de jaren dertig en in een nieuwe enscenering vanaf 1945 speelde. In haar audio-interview voor de “Österreichische Mediathek” vertelde ze in 1967 dat ze deze rol eerst helemaal niet wilde spelen.[70] Ze had rondweg geen belangstelling in een puur intrigante vrouw en probeerde daarom haar ook enkele vriendelijke en aardige trekken te geven. De critici merkten dat ze deze hertogin niet eendimensionaal speelde: "Rosa Albach-Retty, mit dem Namen Burgtheater innig verknüpft, zeigt eine Herzogin, die mehr gibt, als der Dichter vielleicht hoffen würde in die Gestalt hineingelegt zu haben." (Vertaling: Rosa Albach-Retty, met het begrip “Burgtheater” nauw verbonden, speelt een hertogin. In deze rol laat ze meer zien dan de dichter zelf misschien gehoopt had.)[71]
"Es ist schwer zu sagen, ob die viel mehr als Worte ausdrückende Mimik Albach-Rettys oder Aslans vollendet chevaleresk-ironischer Intrigenschmied dominiert." (Vertaling: Het is moeilijk om te zeggen of Albach-Retty met haar mimiek, die veel meer uitdrukt als haar woorden of Raoul Aslan in de rol van een volmaakt chevaleresk-ironisch intrigant het spel domineert.)[72]

Een belangrijke karakterrol van Albach-Retty was Ase, de moeder van Peer Gynt in het gelijknamige stuk van Henrik Ibsen. Ook deze rol had ze al in de jaren dertig vertolkt en dan opnieuw na de oorlog tot aan het einde van haar loopbaan gespeeld. Albach-Retty telde Ase tot haar favoriete rollen überhaupt.[73]

De laatste premiere van haar leven had ze op 31 maart 1958 als Edna Savage in “Eine sonderbare Dame” van John Patrick. Daarover schreef het Limburgse dagblad: Maar het merkwaardigste aan dit stuk is toch wel de hoofdrol. Rosa Albach-Retty, die met haar 83 jaar zo’n jeugdige en vitale indruk maakt en zo’n toneeltalent bezit, dat het lijkt alsof de tekst die ze spreekt, zó direct van haarzelf komt.[74]
Op 12 juni 1958 vond de loopbaan van Rosa Albach-Retty een onverwacht eind. Ze speelde Lady Caroline Pontefract in “Eine Frau ohne Bedeutung” van Oscar Wilde.
Rosa Albach-Retty als Ase in "Peer Gynt" van Henrik Ibsen. Wiener Burgtheater, 1935
Deze rol was in zoverre moeilijk dat Lady Caroline het hele stuk door, meer of minder, zonder samenhang babbelt. Daar gebeurde iets, wat Albach-Retty van zich zelf helemaal niet kende: Ze vergat haar tekst. De schok zat zo diep dat ze daarna nooit meer op een bühne wilde staan. Ze trad af en trok zich in het privéleven terug.[75]


Laatste jaren en dood

Haar laatste levensjaren bracht ze in het “Hilde-Wagener -Künstlerheim” door. Dit elegante bejaardenhuis voor kunstenaars in de kleine stad Baden bei Wien werd 1949 door haar collega van het Burgtheater, Hilde Wagener opgericht.[76]
Daar overleed Rosa Albach-Retty op 16 augustus 1980, exact vier maanden voor haar 106e verjaardag.[77]


Rosa Albach-Retty in Nederland

Rosa Albach-Retty presenteerde zich 1929 in drie komedies aan het Nederlandse publiek: “Luftwechsel” van Hermann Bahr, “Desiré” van Sacha Guitry en “Die Frau in der Wolke” van het auteurs-duo Alexander Lernet-Holenia en Rudolf Lothar. Ook de andere hoofdrollen waren in alle drie stukken met dezelfde acteurs bezet. In het ensemble bevonden zich prominente kunstenaars als Luise Ullrich, die enkele jaren later een grote filmster werd, Maria Mayen, de grootmoeder van de tweevoudige Oscar-winnaar Christoph Walz (“Inglorious Basterds” en “Django Unchained” van Quentin Tarantino) en Albert Heine, die bij alle drie producties ook de regie voerde.

“Luftwechsel” van Hermann Bahr oogstte in Nederland betere recensies dan in Oostenrijk. Bahr was destijds ook voor de Nederlandse theaterliefhebbers door zijn stuk "Das Konzert" een begrip. Ze konden het geregeld in inheemse producties zien, maar ook in gastvoorstellingen. Zo heeft de grote Berlijnse actrice Agnes Sorma hierin geschitterd en later Alma Seidler van het “Wiener Burgtheater”.
In Wenen bekritiseerde men dat “Luftwechsel” oude wijn in nieuwe zakken was. De “nieuwe” komedie van Bahr - zoals bijna altijd in zijn werken gaat het ook hier om overspel in burgerlijke huwelijken - was volgens hen een lichte variatie op zijn stuk “Das Phantom”, dat Bahr al jaren eerder opgediend had.[78]Daarvan wisten de Nederlandse journalisten klaarblijkelijk niets af.
"DE TIJD" loofde de "verbazend knap geschreven dialogen".[79]
”Het Algemeen Handelsblad” vond Rosa Albach-Retty "voortreffelijk geestig als Schmorr’s schoonmoeder", maar merkte wel op, dat Bahr "al betere stukken geschreven heeft".[80]
Rosa Albach-Retty als Herzogin von Malborough in "Ein Glas Wasser" van Eugène Scribe. Wiener Burgtheater, 1936
”De Maasbode” roemde het spel van het Weense ensemble en vooral datgene van Rosa-Albach-Retty: "Er is door de aanwezigen hartelijk gelachen, vooral om het spel van Rosa- Albach-Retty als de opvliegende schoonmoeder. Na ieder bedrijf klonk dan ook een langdurig applaus: dat deze spelers zonder uitzondering ten volle verdienden."[81]
”Het Vaderland” bewonderde niet alleen het stuk van Bahr maar vooral ook Rosa Albach-Retty: "Maar Rosa Albach-Retty heeft het magnifiek gedaan en haar aandeel tot het succes was zeer groot."[82]


“Désiré”, het stuk uit de pen van de nog vandaag vooral in Frankrijk vaak gespeelde auteur en specialist voor komedies Sacha Guitry, was destijds ook in Nederlandse producties succesvol. De recensent van de “Haagsche Courant” vergeleek daarom ook de Weense opvoering met een Nederlandse en vooral de Oostenrijkse hoofdrolspeler Emmerich Reimers met de Nederlander Louis Gimberg. Hij gaf Reimers uiteindelijk de voorkeur, wiens humor "fijner was, minder nadrukkelijk". Over Rosa Albach-Retty meende hij: "Rosa Albach-Retty was prachtig in de komische rol van de dwaze hardhorige dame."[83]

De recensent van de “Haagsche Courant” vond het blijspel “Die Frau in der Wolke” van Alexander Lernet-Holenia en Rudolf Lothar wel "aardig", maar het spel van de acteurs "verdienstelijk, over het algemeen niet boven middelmatig". Hij vroeg zich daarom ook af of het de moeite waard was om daarvoor uit Wenen naar Nederland te komen. Over Rosa Albach-Retty, die een dubbelrol (elegante moeder en huiskamenier) speelde, oordeelde hij : "Rosa Albach-Retty chargeerde soms iets te veel de rol van de moeder-kamenier, vooral in de laatste kwaliteit, maar haar spel was toch ook knap en vooral heel komisch. Er is smakelijk om haar gelachen."[84]
”De Nieuwe Rotterdamsche Courant” was daarentegen enthousiast over de voorstelling: "Een avond van tintelend vermaak, van zeer aparten humor, die aldoor den gullen lach heeft gewekt. Het beteekent hulde aan spelers en regisseur, die zóó den pakkenden blijspeltoon hebben weten te treffen, wat het geheel der vertooning aangaat en tot de fijnste bijzonderheden, zonder dat er één oogenblik werd gespeeld op de uitbundigheid van kluchtig effect". Over Rosa Albach-Retty schreef hij dat ze haar dubbelrol "met veel geest vertolkt" heeft.[85]


Rosa Albach-Retty heeft bijgedragen aan 3 productie(s).

Rosa Albach-Retty heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Rosa Albach-Retty heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Luftwechsel Uitvoerende Burgtheater Wien 1928/1929 18 april 1929 Albert Heine
Die Frau in der Wolke Uitvoerende Burgtheater Wien 1928/1929 19 april 1929 Albert Heine
Desirée Uitvoerende Burgtheater Wien 1928/1929 23 april 1929 Albert Heine



  1. Deutsche Biographie. Profiel 'Rosa Albach-Retty'. Geraadpleegd 09 maart2024.
  2. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 51.
  3. Museen Hanau. Profiel 'Sisis Groβmutter – Rosa Albach-Retty'. Geraadpleegd 31 januari 2024.
  4. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 46.
  5. IMDb. Profiel 'Wolf Albach-Retty'. Geraadpleegd 31 januari 2024.
  6. IMDb. Profiel 'Magda Schneider'. Geraadpleegd 30 januari 2024.
  7. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 257.
  8. IMDb. Profiel 'Harry Meyen'. Geraadpleegd 09 maart 2024.
  9. IMDb. Profiel 'Sarah Biasini'. Geraadpleegd 09 maart 2024.
  10. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 57.
  11. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 13 en 52-57.
  12. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 16.17.
  13. Wiener Staatsoper. Profiel 'Wiener Staatsoper – Eine Zeitreise entlang der Direktoren 1869-2019'. Geraadpleegd 01 februari 2024.
  14. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 24 en 13.
  15. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 34-35.
  16. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 21-23.
  17. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 199.
  18. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 69.
  19. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 17-21.
  20. Volkstheater Wien. Profiel 'Volkstheater Wien Homepage'. Geraadpleegd 05 februari 2024.
  21. Princeβ Frühling. Wiener Salonblatt. 13 januari 1895.
  22. Princeβ Frühling. Wiener Salonblatt. 13 januari 1895.
  23. Princeβ Frühling. Wiener Salonblatt. 13 januari 1895.
  24. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 74-75.
  25. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Hofschauspielerin Rosa Albach-Retty'. Geraadpleegd 06 februari 2024.
  26. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 276-277.
  27. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 96-98.
  28. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 83.
  29. Von Winterstein, Eduard (1951). Mein Leben und meine Zeit – Ein halbes Jahrhundert deutscher Theatergeschichte. Berlin:Verlag Bruno Henschel und Sohn. pag. 230.
  30. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 80.
  31. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 79.
  32. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 63.
  33. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Hofschauspielerin Rosa Albach-Retty'. Geraadpleegd 07 februari 2024.
  34. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 63.
  35. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 98-99.
  36. Dienes, Gerhard M. (Herausgeber); Buschek, Iskra; Flitsch, Johanna; Lipsky, Tina (1999). Fellner & Helmer – Die Architekten der Illusion – Theaterbau und Bühnenbild in Europa. Graz:Stadtmuseum Graz. pag. 127-225.
  37. Wikipedia. Profiel 'Ringtheaterbrand'. Geraadpleegd 09 maart 2024.
  38. Dienes, Gerhard M. (Herausgeber); Buschek, Iskra; Flitsch, Johanna; Lipsky, Tina (1999). Fellner & Helmer – Die Architekten der Illusion – Theaterbau und Bühnenbild in Europa. Graz:Stadtmuseum Graz. pag. 203-206.
  39. Deutsches Volkstheater. Österreichische Kunst-Chronik, Jahresübersicht 1895. 1 februari 1895.
  40. Deutsches Volkstheater. Österreichische Kunst-Chronik, Jahresübersicht 1895. 1 februari 1895.
  41. Deutsches Volkstheater. Österreichische Musik- und Theaterzeitung. Jahrauswahl 1896.
  42. (Besuch bei Rosa Albach-Retty. Münchner Abendzeitung. 02 september 1978)
  43. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 84.
  44. Theater, Kunst und Literatur – Die Theaterwoche. Wiener Neueste Nachrichten. 14 januari 1895.
  45. Hofschauspielerin Frau Albach-Retty als Gast. Wiener Neustädter Zeitung. 06 januari 1904.
  46. Minetti, Bernhard (1988). Erinnerungen eines Schauspielers. Reinbek bei Hamburg:Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. pag. 299-300.
  47. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 139-141.
  48. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 120-121.
  49. Ein Entlassungsgesuch der Frau Retty. Illustrirtes Wiener Extrablatt. 06 december 1901.
  50. Theater, Musik und Literatur – Wanderlust. Sport & Salon. 21. Maart 1903.
  51. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 149-151.
  52. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 150-151.
  53. Hennings, Fred (1972). Heimat Burgtheater – Wie ich ans Burgtheater kam - 1906 bis 1923. Wien-München:Verlag Herold. pag. 38.
  54. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 151-152.
  55. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 151.
  56. Hadamowsky, Franz (1962). Hugo Thimig erzählt von seinem Leben und dem Theater seiner Zeit. Graz-Köln:Hermann Böhlaus Nachf. pag. 158, 175 en 198.
  57. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 181-182.
  58. Wien Geschichte Wiki. Profiel 'Burgtheater, Doyen en Doyenne'. Geraadpleegd 16 februari 2024.
  59. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 288.
  60. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. Afbeelding 47.
  61. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 133-134.
  62. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 12, 9-11, 70-72.
  63. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 173-181.
  64. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 222-226.
  65. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 234-236.
  66. Unsere Künstler danken dem Führer. Volkszeitung. 10. April 1938.
  67. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 201
  68. IMDb. Profiel 'Maria Ilona (1939)'. Geraadpleegd 17 februari 2024.
  69. IMDb. Profiel 'Wien 1910 (1943)'. Geraadpleegd 17 februari 2024.
  70. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Hofschauspielerin Rosa Albach-Retty'. Geraadpleegd 18 februari 2024.
  71. Das Burgtheater in Bregenz- Ein Glas Wasser oder Ursachen und Wirkungen. 26 april 1946.
  72. Ein Glas Wasser - Neuinszenierung im Redoutensaal. Österreichische Volksstimme. 02 oktober 1945.
  73. Österreichische Mediathek. Profiel 'Interview mit Hofschauspielerin Rosa Albach-Retty'. Geraadpleegd 18 februari 2024.
  74. Burgtheater doet grote naam eer aan - Toneel in Wenen: keur van goede stukken. Limburgse dagblad. 03 mei 1958.
  75. Albach-Retty, Rosa (1978). So kurz sind hundert Jahre – Erinnerungen. (Aufgezeichnet von Gertrud Svoboda-Srncik). München-Berlin:F. A. Herbig Verlagsbuchhandlung. pag. 259.
  76. Hilde Wagener Heim. Profiel 'Hilde Wagener Künstlerheim'. Geraadpleegd 18 februari 2024.
  77. IMDb. Profiel '”Rosa Albach-Retty”'. Geraadpleegd 09 maart 2024.
  78. Bühne und Kunst – Luftwechsel. Der Tag. 17 januari 1928.
  79. Hermann Bahr’s “Luftwechsel”. DE TIJD. 20 april 1929.
  80. Het Weensche Burgtheater: “Luftwechsel” door Hermann Bahr. Het Algemeen Handelsblad. 19 april 1929.
  81. Wiener Burgtheater – Luftwechsel. De Maasbode. 23 april 1929.
  82. Luftwechsel - Burgtheater - Theater Herengracht. Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad. 23 april 1929.
  83. Ensemble Wiener Burgtheater – Désiré door Sacha Guitry. Haagsche Courant. 24 april 1929.
  84. Ensemble Burg-Theater – Die Frau in der Wolke. Haagsche Courant. 24.april 1929
  85. Ensemble van het Burgtheater - Die Frau in der Wolke – Blijspel van Lothar en Lernet-Holenia. De Nieuwe Rotterdamsche Courant. 26 april 1929.