Canon:1772 - Le Déserteur

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: Le Déserteur
Afbeelding: media:Scèneafbeelding van Alfred Jolly en Richebourg in le Deserteur 246303.jpg
Datum: 1772-05-11
Beschrijving: De rol van de vertaler in het achttiende-eeuwse Nederlandse operalandschap.
Tijdlijn(en): Tijdlijn Opera
Perso(o)n(en): Jacob Toussaint Neyts, Michel Jean Sedaine
Productie(s):
Gezelschap(pen):
Theater(s):

Le Déserteur (1769) – De rol van de vertaler in het achttiende-eeuwse Nederlandse operalandschap

Scèneafbeelding van Alfred Jolly en Richebourg in De Deserteur

Op de afbeelding is een scène uit de opera De Deserteur uit 1810 te zien. De tekening is door de Nederlandse tekenaar P.C.G. Poelman gemaakt.[1] Poelman was een Nederlandse karikaturist die naast veel scèneschetsen een aantal beroemde satirische prenten over de Belgische revolutie heeft achtergelaten.[2] De afbeelding is een aquarel van 14,9 x 12 cm groot.

De Deserteur (1772)

Het was de Nederlander Jacob Toussaint Neyts (1727-1794) die het originele libretto van Michel Jean Sedaine vertaalde.[3] Het verhaal gaat over een jonge soldaat genaamd Alexander Spinaski (bariton). Hij is verloofd met de boerendochter Louise (sopraan). Wanneer hij naar zijn thuisland terugkeert, heeft de hertogin (sopraan) een poets bedacht; Louise moet net doen alsof zij kortgeleden met haar onnozele neef Bertrand (tenor) getrouwd is. Alexander trapt in het verhaal, maar ziet niet in dat hij in de maling is genomen. Totaal ontredderd verlaat hij het leger en daarmee zijn thuisland. Dit werd als hoogverraad gezien, wat de onwetende Alexander in een deserteur veranderd. Louise smeekt om zijn vrijlating en tracht hen in te laten zien dat dit alles louter ter vermaak was bedacht. Na haar smeekbede verleent de koning Alexander gratie en eindigt het verhaal in majeur.[4]

Het genre opera in de achttiende eeuw en de rol van de vertaler

Wie naar de evenwichtige Nederlandse operacomponisten van de 18e eeuw op zoek gaat, zal bedrogen uitkomen. Waar in de zeventiende eeuw Nederlandse en Vlaamse componisten als Carolus Hacquart, Hendrik Anders, David Petersen, Carel Rosier en Servaes de Koninck de dienst uitmaakten, stuit men in het achttiende-eeuwse eerder op het werk van Franse en Duitse componisten als Jean-Philippe Rameau, Georg Friedrich Händel, Christoph Wilibald Gluck en Wolfgang Amadeus Mozart.[5] Dit neemt niet weg dat de belangstelling van het publiek voor het genre opera onverminderd hoog bleef. In die belangstelling was echter wel een duidelijke geomuzikale verdeling van interesse te zien. Waar Den Haag vooral het domein bleef van de Franse esthetiek, ging in Amsterdam de aandacht meer uit naar (achtereenvolgens) Italiaanse, Franse en Hoogduitse ensembles.[6]

De Franstalige libretto’s waren zeer in trek bij het Nederlands publiek, zeker in een bestuurlijke stad als Den Haag. Waar de (Nederlandse) componisten niet uit de verf kwamen, waren er wel enkele zeer belangrijke vertalers zoals Jacob Toussaint Neyts. Hij koos het repertoire wat hij wilde vertalen met grote zorg.[7] Naast zijn vertalingen schreef hij ook zelf enkele libretto’s voor zijn broer Frans Neyts (1719-1797).[8] Ook richtte hij het opera-ensemble de Vlaamse Operisten op. Neyts had snel in de gaten dat de opéra-comique een betrekkelijk, doch zeer populair genre was. Zijn repertoire in Amsterdam verschilde niet al te veel van het Franse programma dat in Den Haag te zien was. Zo werden zijn werken van de vermaarde componist Pierre-Alexandre Monsigny, zoals Den bedroogen Bailluw, De Deserteur, De Koning en de pachter en Rosa en Colas in 1769 meermaals opgevoerd.[9]

Opéra comique

Bleef de rol van Nederlandse componisten in de 18e eeuw secundair, des te groter was de expansiedrift van buitenlandse opera’s. Het Nederlands publiek bleek idolaat te zijn van een operastroming dat omstreeks 1720 te Parijs het levenslicht zag.[10] In deze stroming, genaamd opéra-comique, wordt gesproken tekst afgewisseld met zang; belangrijk is hierbij dat de dialogen worden gesproken.[11] Opéra-comique bevat geen mythologische of historische figuren, maar richt haar pijlen om de handelingen van de burger en de ‘gewone mens’. Het genre zou dus als de muzikale evenknie van het burgerlijk drama kunnen worden gezien; een vorm van drama dat onder anderen door Denis Diderot en Gotthold Ephraim Lessing in het laatste kwart van de 18e eeuw de manifestatie van burgerlijk bewustzijn beschreef.

Jacob Toussaint Neyts (1727-1794)

Zijn vertaalde productie van Le Déserteur (1769), genaamd De Deserteur, behaalde zeer goede kritieken. Deze opéra-comique beleefde haar première op 6 maart 1769 in Parijs en boekte een reeks van 100 achtereenvolgende voorstellingen. Voor de Nederlandse première op 11 mei 1772 onder J.D.F Neyts had het stuk dus al enige faam vergaard en stond het algauw als meesterwerk te boek. Onder leiding van koning Louis Philippe werd het stuk in 1843 opnieuw opgevoerd.[12] Onder andere de Duitse dichter Heinrich Heine schreef hier met vol lof over.[13] Helaas ging de carrière van Neyts in de Amsterdamse schouwburg zowel letterlijk als figuurlijk als een nachtkaars uit. Zoals in het artikel Die Walküre – De Wagnervereeniging en de Duitse opera te lezen, brandde de schouwburg af tijdens één van de uitvoeringen van De Deserteur.

Dit is één van de teksten binnen de Tijdlijn Opera, geschreven door Rudolf van Schaik. De complete tijdlijn is te vinden op de pagina Tijdlijn Opera.

Bronnen

  1. “Scèneafbeelding van Alfred Jolly en Richebourg in le Deserteur”, Allard Pierson, geraadpleegd op 26 augustus 2021, link.
  2. Mark Derez et. al, Vrijgevochten stad. Leuven en de Revolutie van 1830-1831 (Leuven: Uitgeverij Peeters, 2006), 238.
  3. S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (Leiden: Martinus Nijhoff, 1983), 58.
  4. H.H.J. de Leeuwe “Brand in de Amsterdamse Schouwburg. Reacties hierop en de veiligheid van schouwburgen,” Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, redactie onder Rob L. Erenstein (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1996), 332.
  5. S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (Leiden: Martinus Nijhoff, 1983), 20-22.
  6. Ibid., 35.
  7. “Jan Neyts”, Theaterencyclopedie, geraadpleegd op 24 augustus 2021.
  8. H.C. Rogge, “De opera te Amsterdam, eene bijdrage tot de geschiedenis der opera in Nederland,” Oud Holland, vol. 5, 1887, p. 23.
  9. D.F. Scheurleer, Het Muziekleven in Nederland in de tweede helft der achttiende eeuw in verband met Mozarts verblijf aldaar (’s-Gravenhage, 1909).
  10. S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (Leiden: Martinus Nijhoff, 1983), 39.
  11. H.H.J. de Leeuwe “Brand in de Amsterdamse Schouwburg. Reacties hierop en de veiligheid van schouwburgen,” Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, redactie onder Rob L. Erenstein (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1996), 332.
  12. S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (Leiden: Martinus Nijhoff, 1983), 58.
  13. Heinrich Heine, Musikalische Berichte aus Paris. Musikalische Saison 1844. Zweiter Bericht den 1. Mei 1844.