Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Unknown.png

NaamSchouwburg, Maastricht
PlaatsMaastricht
TypeTheatergebouw
Bouwjaar1707
Verbouwd in1748
Openingsdatum19 mei 1748


Informatie

Eerste Maastrichtse schouwburg, waarvan de geschiedenis begint bij de Franse bezetting van Maastricht. De Franse gouverneur De Löwendal wilde op stel en sprong over een schouwburg beschikken voor de troep toneelspelers die hij in zijn leger had meegebracht. De kerkvoogdij van de protestantse Sint Mathijskerk aan de Boschstraat werd gedwongen om 600 stoelen af te staan voor de nieuwe schouwburg, totdat de zaal definitief van geschikte zitplaatsen zou zijn voorzien.
Het gouverneurschap van De Löwendal werd in 1749 overgenomen door generaal baron d'Aylva. Deze verzocht de troupe - 37 acteurs onder leiding van d'Orval, te blijven. Zijn militairen namen het grootste deel van de schouwburgkosten voor hun rekening. Het bestuur - vier commissarissen, waarvan de magistraat er twee benoemde - was feitelijk ook in militaire handen.

Na de dood van d'Aylva (1772) werd het contract van de troep in 1773 niet verlengd. De nieuwe gouverneur, generaal prins Carel van Nassau-Weilburg, stelde in februari 1774 het theater ter beschikking aan het Franse gezelschap van Clairville. Toen er in 1786 een echte Stadsschouwburg kwam, werd de inrichting van de schouwburg in de manege daarheen overgebracht. Het theater aan de Jekerstraat werd weer een manege.

Bij de verbouwing in 1773 kwam de magistraatloge als frontloge recht tegenover het toneel te staan. De nieuwe decoratie die enkele jaren later werd aangebracht, was vervaardigd door de Maastrichtse schilder Hermans. De verlaging van het toneel in diezelfde tijd had tot doel het publiek op parket en parterre te gerieven: zij hoefden zo niet meer tegen het flakkerende voetlicht aan te kijken.

Interieur

Een ellipsvormige zaal met twee galerijen boven elkaar, met boven negen en onder elf loges. De barokke frontloge was ondersteund door zuilen en versierd met luchters en tapijten. Voor het publiek waren er (rechts) vier eerste loges en vijf tweede loges. De eerste loge was steeds een dubbele loge ('loge premier') die gereserveerd was voor de garnizoenscommandanten; de tweede loge ('loge seconde') was voor de acteurs. Deze loges zouden veelal per jaar verhuurd zijn, maar daar zijn, afgezien van de prinselijke loge en de magistraatsloge, geen bewijzen voor. Aan de linkerkant waren vier eerste en drie tweede loges, waarvan alleen de eerste een dubbele was.

Beneden in de zaal bevond zich (achter de muziek), het parket met achtereenvolgens de parterre en het amfitheater. Bij de eerste loges van rechts bevond zich het 'theatercafé'. Op de bovenste galerij, achter de loges, was het zogenaamde 'paradis'.

Bronnen

  • Theaters in Nederland sinds de zeventiende eeuw. Redactie Bob Logger, Eric Alexander, Menso Carpentier Alting, Nico van der Krogt, Nathalie Wevers. Theater Instituut Nederland, 2007