Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Comedielokaal (Schouwburg) Kunstgenoegen

Adres: Weesperkerkstraat / Nieuwe Kerkstraat 48, Amsterdam

Het Begin in 1831

De allereerste vermelding van de Schouwburg Kunstgenoegen is die van 10 november 1831 in het Algemeen Handelsblad. In het artikel is sprake van de oprichting van ‘een alleszins besloten vereniging’. Verder wordt er gesproken over het organiseren van 12 tot 24 toneelvoorstellingen. De directie is in handen van de heer W.G. Weddelooper en hij garandeert dat de medewerking is verzekerd van: ‘hier ter stede bekende Tooneelspelers en Tooneelliefhebbers’.

De heer Weddelooper noemde zichzelf ‘Toneel – Directeur’. Voor 1830 was hij directeur van de ‘Amsterdamsche Tooneellisten’ (tooneellist = acteur / toneelspeler). In 1826 is hij directeur van ‘zijn nieuwe schouwburg’ op de Botermarkt te Haarlem. [1] Of er hier sprake is van een ‘vaste schouwburg’ is niet helemaal duidelijk. In de jaren na 1826 keert hij regelmatig terug in de regionale kranten waar er sprake is van speciaal vervaardigde schouwburgen (‘expresselijk daartoe vervaardigd’). Hij treedt ook wel op tijdens kermissen.

In 1831 besluit hij om het gebouw Kunstgenoegen, voorheen bekend als Huis in het Bosch, in Amsterdam te gaan gebruiken als toneelzaal. Het gebouw Kunstgenoegen stond naast de Fransche Manege in de Kerkstraat (nu: de Nieuwe Kerkstraat, voorheen de Jodenkerkstraat tussen Weesperstraat en Muidergracht).

Diverse voorstellingen

Voorstelling op 26 november 1833: ‘De Hedendaagsche Spokerijen’. Bron: Het Algemeen Handelsblad van van 16-11-1833

Na deze eerste aankondiging en oproep volgen er nog enkele gelijksoortige berichten. Zo ook bijvoorbeeld de volgende advertentie: “In de Kerkstraat, naast de Fransche Manege, Zaterdag den 10den Maart 1832, door het Gezelschap Operisten van DESSAUR en FRANSMAN, in het Hoogduitsch: Der Barbier von Sevilla, Grote Komieke Opera in vier bedrijven , Muziek van Rossini. Na hetzelve, in hel Nederduitsch: De Kapelmeester Toneel - Directeur tweede deel, Komiek Zangspel in één bedrijf, Muziek van verscheidene Componisten.” [2]

Bij het Stadsarchief Amsterdam ligt in de collectie "Kleine Materiaal" de aankondiging van een voorstelling op 26 november 1833. Het gaat om de voorstelling: ‘De Hedendaagsche Spokerijen’. Er zijn overigens twee voorstellingen geweest, een eerdere op de 19e en de tweede op de 26e november. In beide gevallen is er ook nog sprake van twee extra stukken voorafgaande aan de hoofdvoorstelling. Op 19 november 1833 voorafgegaan door ‘De Verwarring’ op de 26e voorafgegaan door ‘De Pagiestreken’.

Samuel Levie Ximenes

In beide extra stukken wordt de naam van S.L. Ximenes genoemd. Het gaat hier om Samuel Levie Ximenes (1788 – 1836). In de aankondiging in het Algemeen Handelsblad van 16 november 1833 wordt ondermeer vermeld dat hij ‘koffijhuishouder’ is. Bij hem zijn ook de kaarten te koop voor de voorstelling. Maar behalve koffiehuishouder en acteur is hij ook schrijver van gedichten, lofliederen en toneelstukken.

In maart 1835 is er een speciale voorstelling met Ximenes als Graaf Orsino in: 'Montini, of het Kasteel Udolf'o. Dit bijzondere stuk is gebaseerd op de Gothic Novel: ‘The Mysteries of Udolpho’, geschreven door Ann Radcliffe in 1794. Eén van de karakters is Orsino. [3]

Vermeldenswaard is in ieder geval nog het feit dat de later bekende Nathan Judels hier zijn loopbaan op het toneel is begonnen. Hij was 12 jaar oud en speelde viool in het Huis in het Bosch, het latere Kunstgenoegen. Dat was in 1827, hij zou er tot zijn 16e blijven spelen in kinderrollen. Zijn carrière als acteur begon toevallig. Een toneelspeler kwam niet opdagen en hij kreeg de vraag of hij het misschien zou aandurven om in zijn plaats het podium te betreden. Hij speelde de hoofdrol Tobias in ‘De Bloedzuigers’. Een ster was geboren! In 1833 zou hij nog een optreden hebben, nu in Kunstgenoegen. Hij speelde toen samen met Samuel Ximenes.

Verkoop van een Comedie – lokaal

Pas in 1838 is er opnieuw een bericht over Kunstgenoegen. Het betreft de verkoop van een perceel in de Kerkstraat. De verkoop is in handen van de makelaars P. Baaij en P. Baaij jr.: “… op Maandag 26 Februarij 1838, in het voormalige Oudezijds Heeren-Logement, des avonds ten vijf ure, te Amsterdam, door den Notaris C. METZELAAR, doen verkoopen: Het kapitale, hechte, sterke en weldoortimmerde COMEDIE-LOKAAL, algemeen bekend onder den naam van HET HUIS IN HET BOSCH, thans genaamd KUNSTGENOEGEN, benevens het daarbij behoorende kapitaal, hecht, sterk en weldoortimmerd WOONHUIS , waarin de Tappers - Affaire met goed succes wordt uitgeoefend, staande bij elkander in de Weesperkerkstraat, bij de Fransche Manège, Wijk 15, No. 6294, op Stads Grond, beslaande te zamen eene oppervlakte van 977 vierkante Ellen. Te bezigtigen des Dingsdags en Donderdags, van 12 tot 2 uren. De bewijzen van Eigendom en Veilconditien zullen vier dagen vóór en op den Verkoopdag ter visie liggen, ten Kantore van gemelde Notaris. Inmiddels 'is dit Perceel UIT de HAND te KOOP, te bevragen bij bovengenoemde Makelaars.” [4]

(Het ‘uit de hand te koop aanbieden wil zeggen dat de eigenaar van een onroerend goed zijn eigendom te koop aanbiedt voor een vraagprijs, die hij vooraf heeft bepaald. Hij maakt publiciteit voor de verkoop via de krant, via een notaris of een makelaar. Zodra een koper opdaagt wordt een verkoopsovereenkomst opgesteld tussen verkoper en koper. [5]

De verkoop ging niet door

Uit de notariële akte valt af te leiden dat de verkopende partij uiteindelijk heeft afgezien van de verkoop. Duidelijk is dat de verkopende partij de heer Adrianus Caspers was. Hij is woonachtig in de Weesperkerkstraat nummer 48, dit is ook het adres van Kunstgenoegen. De akte spreekt overigens niet over een tapperij, maar over: “een opstal van een gebouw tot het houden van een koffijkamer en verdere getimmerten”. Adrianus Caspers was, zo blijkt uit de akte, tapper van beroep (de genoemde ‘Tappers – Affaire). Uit bovengenoemde akte blijkt verder dat hij ‘ten overstaan van de notaris Johannes Houtman’ deze panden heeft aangekocht in 1929. Adrianus Caspers had, om precies te zijn, deze panden gekocht op 6 augustus 1829 van Samuel Levie Warendorf en Machiel Emanuel Metzemaker voor de somma van 5000 gulden. [6]

Hoewel de eigenaar dus Adrianus Caspers blijft, is hij niet de uitbater van Kunstgenoegen. Waarschijnlijk zijn er verschillende huurders geweest, voor zover valt na te gaan is alleen eerder genoemde W.G. Weddelooper bekend als huurder en uitbater van de Schouwburg, of Komedie-lokaal, Kunstgenoegen.

Detail van Atlas Kok , Amsterdam 1820-1825 met de Jodenkerkstraat. De Fransche Manege staat hier aangegeven in de Jodenkerkstraat tussen Weesperstraat en Muidergracht. Stadsarchief Amsterdam.

Opvallend is het gebruik van de naam ‘Weesperkerkstraat’. Enig onderzoek en navraag bij het Stadsarchief Amsterdam heeft uitgewezen dat de naam Weesperkerkstraat een onbekende naam is. Opvallend is wel dat deze straatnaam regelmatig voorkomt in advertenties uit de 19e eeuw. De Jodenkerkstraat is wat dat betreft een bekendere naam, een naam die ook voorkomt op een kaart uit ca.1820 t/m 1825. De Fransche Manege staat hier aangegeven in de Jodenkerkstraat tussen Weesperstraat en Muidergracht.

Naar het einde

Opvoering door Gymnase Enfantin. Bron: Algemeen Handelsblad van 08-10-1842.

In ieder geval blijft Kunstgenoegen nog wel bestaan. Want in oktober 1842 wordt de schouwburg Kunstgenoegen gebruikt voor een opvoering door ‘Gymnase Enfantin’ (zie afbeelding). Een maand later is er in ‘het lokaal Kunstgenoegen’ een bijeenkomst voor een goed doel. Het gaat om ‘Hozer Daliem’ of ‘Tot Hulp der Armen’. In 1843 wordt de zaal van Kunstgenoegen nog gebruikt als schermzaal.

Bestand: 7 Kunstgenoegen te huur via Caspers AH 04-09-1843 (2).JPG

In september 1843 is er een klein berichtje in het Algemeen Handelsblad waarin wordt vermeld dat een zekere A. Caspers ‘het locaal Kunstgenoegen’ ter verhuur aanbiedt.

In de nacht van 6 november 1844 slaat het noodlot toe. Er is in dit deel van de Kerkstraat een grote brand. Het gaat om de wattenfabriek van de heer Bosson. Deze fabriek was gevestigd in het voormalige schouwburglokaal. Zowel de fabriek als het bijbehorende woonhuis waar de heer A. Caspers woonde, alsmede de diamantslijperij van Dresden en Posno moeten als verloren worden beschouwd. De Fransche Manege kan nog net worden gered net als enkele andere belendende percelen.[7]

Bronnen

  • Onderzoek en tekst door Frits Slicht
  1. Bron: Opregte Haarlemsche Courant van 29-06-1826.
  2. Bron: Het Algemeen Handelsblad 10-03-1832
  3. Zie door meer informatie over dit boek: Wikipedia .
  4. Bron: Opregte Haarlemsche Courant van 15 februari 1838
  5. Bron: Notaris Dirk Hendrickx
  6. Bron: Archief van de Notarissen ter Standplaats Amsterdam – 5075.X, de notarissen Metzelaar en Houtman.
  7. Bron: Algemeen Handelsblad van 7 november 1844