Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


UploadenAfbeeldingDef.png
NaamKarel Appel
Volledige naamChristiaan Karel Appel
Geboortedatum25 april 1921
Geboorteplaats Amsterdam
Overlijdensdatum3 mei 2006
Overlijdensplaats Zürich
BeroepBeeldend kunstenaar, Decorontwerper
DisciplineMuziektheater
TrefwoordenOpera
 Website
Externe databases:
IMDb
VIAF
RKD

Christiaan Karel Appel werd geboren in de Dapperstraat te Amsterdam, midden in een echte volksbuurt. Als kind werd hij Kik genoemd. Zijn vader was de zoon van een melkboer en had een kapperszaak, die het trefpunt van de wijk was.

Van jongs af aan wist Appel dat hij schilder wilde worden, maar hij was bestemd om in de kapperszaak te worden ingezet. Hij moest dan ook enkele jaren in de zaak van zijn vader werken, maar in 1942 ging hij toch schilderkunst studeren aan de Rijksacademie in Amsterdam. Uit onvrede over deze beroepskeuze zetten zijn ouders hem op straat.

Appel volgde deze opleiding tot in 1944. Op de academie leerde hij veel over kunstgeschiedenis, waarover hij van huis uit weinig had meegekregen. Hij bekwaamde zich daar in de traditionele teken- en schilderkunst. Om zijn studie mogelijk te maken ontving Appel een beurs van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. Voor het verkrijgen van die beurs had Appel volgens Adriaan Venema regelmatig contact met de nationaal-socialist Ed Gerdes, hoofd van de afdeling Bouwkunst, Beeldende Kunsten en Kunstnijverheid van de Academie, aan wie hij vaak een extra ondersteuning vroeg, maar niet altijd ontving.

Achteraf is Appel vaak verweten dat hij ging studeren tijdens de Duitse bezetting, terwijl de Duitsers in eigen land een zeer repressief beleid voerden tegen de zogenoemde Entartete Kunst en binnen Nederland vooral tegen kunstenaars van Joodse afkomst. Appel zegt zelf nooit met de Duitsers te hebben meegewerkt, wel graag een beurs wilde, maar verder alleen op de academie te hebben gezeten om goed te leren schilderen. Gezien zijn latere maatschappijkritische werk, en zijn enorme bevlogenheid voor de schilderkunst lijkt dit standpunt wel aannemelijk. Andere kunstenaars waren tijdens de oorlog echter principiëler en weigerden bijvoorbeeld om lid te worden van de Kultuurkamer, waardoor ze het zonder inkomsten moesten doen. Karel Appel voelde zich dan ook niet nauw verbonden met de Duitsers. Kunst was een kwestie van het hart, en politieke voorkeuren interesseerden hem weinig.

In de periode aan de academie ontmoette Appel Corneille. Iets later maakte hij kennis met Constant. Er ontstond een intense vriendschap tussen hen die vele jaren stand zou houden. Met Constant maakte Appel na de oorlog reizen naar Luik en Parijs. De twee exposeerden samen hun werk.

Aan het begin van de hongerwinter ontvluchtte Appel zijn huis - hij woonde inmiddels niet meer bij zijn ouders - uit angst om door de Duitse bezetters te worden opgepakt vanwege zijn weigering om in Duitsland te gaan werken. Tijdens de winter zwierf hij door Nederland, in de richting van zijn broer die bij Hengelo woonde. Schilderen lukte in die periode natuurlijk nauwelijks, hoewel hij wel enkele indringende portretten tekende van de vermagerende Nederlandse bevolking.

Na de oorlog kwam Appel verzwakt terug in Amsterdam, waar hij een korte relatie had met Truusje, die echter al spoedig overleed aan tuberculose. Er waren toen weinigen die de potentie in Appel herkenden. Uitzonderingen waren de kunstcriticus H. Klinkenberg, die een positief artikel over Appel schreef, en de rijke Luikse verzamelaar Ernest van Zuylen, die jaarlijks kunst van Appel aankocht.

In 1946 had Appel zijn eerste solo-expositie in Het Beerenhuis in Groningen. Wat later nam hij deel aan de expositie Jonge Schilders in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij liet zich in deze periode vooral beïnvloeden door de kunst van Picasso, Matisse en Jean Dubuffet. Vooral de laatste maakte zeer rauwe werken met allerlei materialen.

In 1947 begon Appel met beeldhouwen, nadat hij beeldhouwer Carel Kneulman daarover om advies gevraagd had. Tijdgenoten van Appel noemden diens producten echter geen beeldhouwwerken. Appel verzamelde allerlei afval, sloopte zelfs de houten luiken van zijn ramen en de haak van de hijsbalk van zijn zolderkamer. Van dat hout, een bezemsteel en een stofzuigerslang maakte hij het werk Drift op Zolder. Met rode en zwarte verf bracht hij de vorm van een hoofd en ogen aan. In deze periode leefde Appel samen met Tony Sluyter.

Op 16 juli 1948 richtten de volgende drie kunstenaars de Experimentele Groep in Holland op:

  • Karel Appel
  • Corneille
  • Constant

Ze deden dit samen met Anton Rooskens, Theo Wolvecamp (die zich Theo Wolvé noemt) en Jan Nieuwenhuys, de broer van Constant. Ook Tjeerd Hansma was bij de oprichting, maar deze vrijbuiter en vechtersbaas maakte later geen deel meer uit van de groep. De Belgische schrijver Hugo Claus sloot zich later bij de beweging aan.

In de eerste publicatie van de groep verscheen een sterk links georiënteerd manifest van Constant. Appel voelde zich hier niet bij behoren, het ging hem om de kunst alleen (l'art pour l'art). Als Appel een serie schilderijen maakt, genaamd Kampong bloed, naar aanleiding van de politionele acties van Nederland in Indonesië, gaat het hem eerder om de menselijke verontwaardiging over het leed van de individuele mens, dan om een achterliggend marxistisch standpunt uit te dragen.

In november 1948 bezoeken enkele leden van de Experimentele Groep een internationale conferentie over avant-garde kunst in Parijs. Deze conferentie werd georganiseerd door Franse en Belgische surrealistische collega's. Constant leest daar een vertaling van zijn manifest voor, dat echter helemaal niet aanslaat bij het publiek.

Onder anderen de Belg Christian Dotremont vindt de benadering van de Fransen te sektarisch. Enkele Deense, Nederlandse en Belgische kunstenaars trekken zich daarop terug uit het congres, en richten de groep Cobra op. Cobra is een afkorting van Copenhagen, Brussel, Amsterdam. Intussen wordt het werk van de Experimentele Groep in Nederland erg slecht ontvangen.

Een christelijk maandblad, Op den uitkijk, schrijft dat ze maar beter met hun werken de Kalverstraat kunnen gaan plaveien, of het werk in de IJ kunnen gooien, dan het onder de ogen te brengen van het goed burgerlijke Nederlandse volk. Niettemin exposeert De Bijenkorf het werk van Appel, Corneille en Constant, waar het onder andere onder ogen komt van de architect Aldo van Eyck. De directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, heeft echter "geen ruimte" om kunst van de Experimentele Groep te exposeren. In Denemarken wordt het werk van Cobra echter door de pers welwillend ontvangen. Als Appel naar Kopenhagen reist, geniet hij daar volop van de gemoedelijke sfeer die daar heerst.

Tot verbazing van de leden krijgt Cobra in 1949 toch een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De tentoonstelling wordt echter een groot schandaal. Teleurgesteld daarover vestigt Appel zich in 1950 in Parijs. Later vertelt hij daarover dat het voortdurende gescheld hem uit Nederland heeft verjaagd. Dezelfde expositie als in het Stedelijk Museum wordt herhaald in Parijs, en de tentoonstelling wordt daar veel beter ontvangen dan in Amsterdam.

In Parijs introduceert Hugo Claus Appel bij Michel Tapié, die daarop verschillende tentoonstellingen van het werk van Appel organiseert. Zo kreeg Appel in 1953 een solo-expositie in het Paleis van de Schone Kunsten in Brussel. In 1954 ontving hij de UNESCO-prijs in de biënnale van Venetië.

De wandschildering van Karel Appel in het Stedelijk Museum, gefotografeerd rond 1960. De palm moet even worden weggedacht. Links een boot uit Nieuw-Guinea, als voorbeeld van de primitieve kunst die rond 1960 zo geliefd was bij kunstenaars

Nog steeds werd Appel niet geaccepteerd in Nederland. Hij kreeg weliswaar een opdracht van de gemeente Amsterdam om een wandschildering te maken voor de kantine van het stadhuis, maar dit leidde tot een grote rel. Na protest van de ambtenaren werd het werk tien jaar lang onder behang bedekt. De ambtenaren vonden de schildering met als titel "Vragende kinderen" barbaars, wreed en gewelddadig. Wie het werk nu bekijkt, zal zich wellicht verbazen over deze reactie op een stijlvol en vriendelijk geheel, geschilderd in rustige kleuren.

Eind 1950 maakten Appel en Hugo Claus samen een set geïllustreerde gedichten, De blijde en onvoorziene week, die mensen op voorinschrijving konden ontvangen. Er bleken slechts drie inschrijvers te zijn. Het boekje verscheen in 200 exemplaren, gekopieerd, en eigenhandig ingekleurd. Claus schrijft hierover in 1968: het was onze ‘policy’ om zo'n boekje op één namiddag te maken. Met een minieme aanmoediging hadden we er toen vijftig per jaar gemaakt. Maar die aanmoediging bleef - gezien het aantal intekenaars - uit. Momenteel is zo'n boekje een van de 100 hoogtepunten van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Na het uiteenvallen van Cobra begint Karel Appel met steeds dikkere verf (impasto) te schilderen. Zijn werk wordt steeds wilder en ogenschijnlijk minder beheerst.

De internationale doorbraak van Karel Appel begon rond 1953, toen zijn werk te zien was op de biënnale van São Paulo. In 1954 kwamen er solotentoonstellingen van Appel in Parijs en New York. Hij maakte talloze muurschilderingen voor openbare gebouwen. In 1955 maakte hij een 80 meter lange muurschildering voor de Nationale Energie Manifestatie 1955.

Vanaf 1957 reisde Appel regelmatig naar New York. Daar schilderde hij onder andere portretten van jazzmusici. Hij ontwikkelde zijn eigen stijl, onafhankelijk van anderen. Gedurende deze periode gaat hij steeds meer in de richting van de abstracte kunst, hoewel hij dat zelf blijft ontkennen. De titel van een werk als Compositie lijkt daar echter wel op te wijzen.

Eind jaren '60 verhuist Appel naar het Château de Molesmes, bij Auxerre. Appel werd intussen steeds meer internationaal gewaardeerd. In 1968 kwam er eindelijk ook een solotentoonstelling in Nederland, namelijk in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Exposities volgden in de Kunsthalle in Bazel, in Brussel (1969) en in 1970 in het Centraal Museum in Utrecht. Een reizende expositie volgt door Canada en de Verenigde Staten in 1972.

Rond 1990 heeft Appel vier ateliers, in New York, in Connecticut, in Monaco en in Toscane. Vooral het atelier in New York gebruikt hij om te experimenteren en te vernieuwen met zijn schilderwerk. De experimenten uit New York werkt hij uit in zijn andere ateliers. Door het andere licht in bijvoorbeeld Toscane, ontstaat daar met dezelfde thema's werk met een geheel eigen karakter.

Ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam vertelt hij aan Rudi Fuchs, toenmalig directeur van het museum, over zijn werk. Voordat hij begint, kijkt hij lang naar het doek, maar als hij eenmaal begint met schilderen, kan hij zijn impulsen om verf aan te brengen bijna niet bijhouden. Hij geeft de indruk te werken als een bezetene, waarbij hij echter wel veel tijd neemt om de verf in de juiste kleur te mengen. Als het doek bijna af is, werkt hij langzamer, ten slotte zet hij nog maar een enkele toets, of hij laat de laatste verbeteringen zelfs weg. Appel werkt altijd aan één schilderij tegelijk.

Vlak voor zijn dood in 2006 voltooide Appel een postzegel voor TPG Post. De postzegel met een waarde van 39 cent verscheen in september 2006 ter gelegenheid van een tentoonstelling over beeldende kunstenaars en postzegels met de titel Kunst om te versturen.

Na zijn overlijden werd Karel Appel in stilte op het kerkhof Père-Lachaise in Parijs begraven.


Karel Appel heeft bijgedragen aan 4 productie(s).

Karel Appel heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Karel Appel heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Can We Dance A Landscape? Auteur (schrijver libretto, scenario) 1994/1995 7 oktober 1994 Min Tanaka
Een groot dood dier Decor Stichting Toneelgroep Studio 1962/1963 17 juni 1963 Kees van Iersel
Noach Decor De Nederlandse Opera 1993/1994 17 juni 1994 Pierre Audi
Can We Dance A Landscape? Decor 1994/1995 7 oktober 1994 Min Tanaka
Die Zauberflöte Decor De Nederlandse Opera 1995/1996 1 december 1995 Pierre Audi, Saskia Boddeke
Noach Kostuums De Nederlandse Opera 1993/1994 17 juni 1994 Pierre Audi
Die Zauberflöte Kostuums De Nederlandse Opera 1995/1996 1 december 1995 Pierre Audi, Saskia Boddeke


Bronnen