Joop van den Ende: Biografie - De theaterproducent

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Portret Joop van den Ende. Herkomst: privécollectie.

Eenlevenlangtheater Joop van den Ende:

De Theaterproducent

Naast de revues met André van Duin bracht Joop van den Ende in 1971 Twee op de wip uit, een toneelstuk van William Gibson dat in het buitenland al veel succes had behaald. De mannelijke hoofdrol was voor Jeroen Krabbé. De vrouwelijke hoofdrol werd gespeeld door Willeke Alberti, die net veel succes had gekend met haar acteerdebuut in de televisieserie De kleine waarheid. Met Twee op de wip bewees Joop van den Ende bekend te zijn met de grondbeginselen van het vrije productieschap in het theater. De kans om financieel te overleven is het meest reëel bij een bekend stuk, met een kleine spelersgroep van grote naam. De bekende namen wist Joop van den Ende vanaf dat moment aan zich te blijven binden. Zo contracteerde hij voor zijn tweede toneelseizoen Guus Hermus en Mary Dresselhuys in Slippers. In latere jaren werden onder andere Piet Bambergen, Anne-Wil Blankers, Joop Doderer, Linda van Dyck, Ko van Dijk, Ina van Faassen, Carol van Herwijnen, Leen Jongewaard, John Kraaijkamp sr., John Lanting, Petra Laseur, Ton Lensink, Hugo Metsers, Willem Nijholt, Jan Retèl, Ramses Shaffy, Renée Soutendijk, Pleuni Touw en Henk van Ulsen aan het rijtje acteurs toegevoegd.

Vijf jaar na zijn start als theaterproducent bracht Joop van den Ende verscheidene voorstellingen naast elkaar uit: één revue van André van Duin en vier toneelstukken met hoofdrollen voor Mary Dresselhuys, Pleuni Touw, Jeroen Krabbé, Ko van Dijk en Guus Hermus. De laatste drie waren betrokken bij Cyrano de Bergerac. Onder regie van Ko van Dijk speelde Guus Hermus de tragische held in Edmond Rostands klassieker. Jeroen Krabbé was zijn opponent Christian.

Joop van den Ende: 'In de kleedkamer bij Slippers werd door de acteurs veel gepraat over Cyrano. Ik kende dat stuk omdat ik het zelf vroeger gespeeld had bij het Amsterdams Jongeren Toneel en omdat ik het in 1961 gezien had met Guus Hermus in de hoofdrol. Dus na een tijdje zei ik: "Dan moeten we dat volgend jaar gaan doen." Guus Hermus en Jeroen Krabbé vonden dat Ko van Dijk het moest regisseren, dus aan mij de schone taak om hem te bellen. Ik zei: "Met Joop van den Ende." Ko zei alleen maar: "Ken ik niet," en gooide de hoorn op de haak. Ik belde meteen terug: "Guus Hermus en Jeroen Krabbé willen dat u Cyrano de Bergerac regisseert, als u dat niet wilt gooit u de telefoon maar weer neer." Toen zei Ko: "Oké, morgenmiddag twee uur." Vanaf dat moment zat het goed tussen ons.'

'Ik maakte een begroting op basis van een rijtje acteurs. Maar Ko van Dijk bestelde er iedere dag wat bij en ik zei op alles: "Ja." Uiteindelijk stonden er er 44 acteurs op het toneel en dat was veel te veel voor een ongesubsidieerde productie. Het betekende bijna mijn faillissement.'

De KRO was op papier co-producer van Cyrano de Bergerac, maar dat hield niet meer in dan dat zij een televisie-opname maakten van de voorstelling. Daar hield ik misschien 10.000 gulden aan over. Maar toen ik financieel in de problemen raakte, kreeg ik van de KRO-leiding Ben Schmitz en Warry van Kampen wel een lening van 150.000 gulden. Ze zijn vervolgens naar minister Van Doorn van CRM gegaan, om te kijken of het advies van de Raad voor de Kunst om mij geen subsidie te verstrekken terug te draaien was. En de minister legde inderdaad het advies van de Raad naast zich neer en gaf een subsidie van vier ton, omdat hij Cyrano zo'n belangwekkende voorstelling vond. Maar ik had een totale schuld van negen ton op dat moment en die zat grotendeels bij de belasting. Ik vroeg bij de Belastingdienst of ze me de tijd wilden geven. "Ik vind eigenlijk dat ik er recht op heb," zei ik, "want ik heb niet gestudeerd. Als ik dat wel had gedaan, had ik een studiebeurs gekregen en dat had de overheid ook geld gekost. Zie dit als mijn studiebeurs. Ik betaal het allemaal terug, maar zonder rente." En die inspecteur gaf zijn toestemming. Ik kreeg tien jaar de tijd om rentevrij de schuld van vijf ton terug te betalen. In drie jaar tijd heb ik mijn schuld afgelost."

In het toneelrepertoire van Joop van den Ende Theaterproducties is een opvallend grote rol weggelegd voor bestaande komedies, die vaak al met succes gespeeld waren in binnen- en buitenland. In enkele gevallen - zoals in Mijn held Tjitsjikow, De verbroken code of Duet - stond niet de lach voorop en werden zwaardere thema's aangesneden. Opdrachten voor het schrijven van nieuw toneelwerk werden door de producent slechts sporadisch gegeven. Voor de tachtigste verjaardag van Mary Dresselhuys schreef Paul Haenen Een bijzonder prettig vergezicht, en voor het dubbele jubileum van Josephine van Gasteren (50 jaar aan het toneel en 70 jaar in leven) maakte Jos Brink Mijn zuster en ik. De stukken Een gelukkige hand, Moordspel en Harold & Maude bevielen de producent zo goed dat ze later nog eens op het repertoire werden genomen.

Opvallend op toneelgebied is ook de intensieve samenwerking van Joop van den Ende met Mary Dresselhuys. Deze vooraanstaande actrice zou in twintig jaar tijd in zestien toneelstukken spelen die Van den Ende produceerde. Joop van den Ende: "Ik ben geen toneelproducent die vanuit een voorstelling vertrekt en wel kijkt wie er in meespeelt. Ik draai het bijna altijd om en begin bij de acteurs. De lijn in het toneel werd heel lang bepaald door Mary Dresselhuys. Zij mocht het repertoire kiezen. We konden genoeg stukken vinden met schattige omaatjes, maar dat was niet wat Mary wilde. Ze wilde zich als actrice kunnen verrijken, steeds een stapje verder, met een andere regisseur werken of met een bepaalde acteur. Zij hoefde van mij nooit een stuk te kiezen dat lekker scoorde. We hebben ook weleens missers gehad. Ik heb in het begin van de jaren tachtig wat minder toneel gedaan, omdat Ko van Dijk was overleden, Guus Hermus stopte en Jeroen Krabbé ging filmen. Ik verloor ook veel geld in die tijd aan de film. De productie van Spetters heeft me heel veel gekost, ik ging in al m'n enthousiasme 100% over de begroting heen. Dat leverde twee miljoen gulden verlies op. Dus ik moest even financieel herstellen. Maar ik was in die periode ook niet zo geïnspireerd meer. Bovendien namen de werkzaamheden voor de televisie toe. Eerst was er alleen het werk voor de KRO, daarna kwamen de eigen studio's in Aalsmeer, het avontuur TV10, en tenslotte Endemol."

Joop van den Ende en John de Mol

In 1994 fuseert Van den Ende's bedrijf met dat van televisieproducent John de Mol. Het nieuwe bedrijf krijgt de naam Endemol. In oktober 1998 koopt Van den Ende alle meeverhuisde theateractiviteiten weer uit Endemol terug en brengt ze onder in het bedrijf Stage Holding, waarvan hij 100% eigenaar was. Sinds de beursgang van Endemol blijkt, dat beleggers zeer geïnteresseerd zijn in de winstmogelijkheden van tv-activiteiten. Theaterproducties zijn echter veel risicovoller dan televisieshows en daarom minder aantrekkelijk voor financieel gedreven partijen. Joop van de Ende bewijst Endemol dan ook een grote dienst door het bedrijf om te vormen tot een pure tv-onderneming. Een jaar later, eind 1999, wordt hij echter geveld door een ernstige burn-out. Hij wordt gedwongen alle ambities en plannen voor de toekomst op een rij te zetten. Joop van den Ende: "Eén van de redenen dat ik ziek ben geworden is dat ik probeerde alles te doen. Zowel bij televisie als bij theater wilde ik aan alle touwtjes blijven trekken. Dat betekende dat ik dag en nacht bezig was. Op een gegeven moment was ik opgebrand, had ik ook geen plezier meer in m’n werk" (Bron: website Stage Entertainment.com). Wanneer Endemol in maart 2000 door een Spaans bedrijf wordt opgekocht, en Van den Ende en De Mol in één klap miljardair worden, trekt Van den Ende zich terug uit de televisiewereld en richt hij zich helemaal op zijn eerste en grote liefde, het theater en de musical.

De tekst op deze pagina is grotendeels afkomstig uit 'Koopman in illusies - 30 jaar Joop van den Ende Theaterproducties' van Hilde Scholten (Theater Instituut Nederland 2000)