Hans Croiset: Volgens Hans Croiset

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Hans Croiset, 1965. Foto Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Hans Croiset:


Citaten van Hans Croiset

"Ik heb geen vrienden aan het toneel, althans geen acteurs. En ik heb een gewone, laag-bij-de-grondse, burgerlijke behoefte aan geborgenheid die warm en prettig is, aan een plek waar geen bedreiging is." (De Volkskrant, 4 december 1998) Desondanks is het toneel een grote constante in Hans Croisets leven. Hieronder kunt u enkele memorabele uitspraken van de acteur/regisseur/artistiek leider lezen over onderwerpen die elders op de site niet of nauwelijks aan bod komen.

Hans Croiset, 1990. Bron: website dbnl.nl Hans Croiset in 1986. Collectie: Nationaal Archief. Bron: website europeana.eu. Hans Croiset. Foto: Jarko Aikens. Bron: website dbnl.nl.

Over de nadelige invloed van openbaarheid op persoonlijk leven

In 2008 verscheen Hans Croisets autobiografische roman "Badhuisweg". Mede naar aanleiding van de publicatie van het boek werd hij door Trouw geïnterviewd voor de reeks De tien geboden.

"Ik denk dat mijn openbare leven mijn persoonlijke leven nadelig heeft beïnvloed. Het openbare leven was een schijnvertoning, maar doordat ik helemaal geen idee had van mezelf nam ik die houding mee naar huis. Ik heb me alles verbeeld. Zoals ik me jarenlang verbeeldde een gelukkige jeugd te hebben gehad, zo heb ik me altijd verbeeld dat ik, bijvoorbeeld, mijn werk van me af kon laten glijden in het halve uur dat ik nodig had om thuis te komen. Ik geloofde daar heilig in. Als mijn werk mij dwars zat, ontkende ik dat gewoon. Ik heb geen oog gehad voor mijn kinderen. Ik heb een egocentrisch leven geleid.

Ja, negen weken vakantie per jaar, als een soort aflaat, ja, laat thuis maar niet vroeg de deur uit, ik kan een heleboel excuses bedenken, maar het gaat om ándere dingen. Ik heb jaren lang met agenda’s rondgelopen: ’Kijk dan! Hier staat het! Daar heb ik weken lang geen repetities gehad en hier had ik een paar dagen vrij, zie je nou wel?’ Onzin! Daar gaat het helemaal niet over.

Ik was met mijn gedachten bij het theater. Ik heb zoveel niet gezien. Ik ben mijn kinderen niet tot steun geweest. En mijn vrouw, die hele emancipatiestrijd is aan mij voorbij gegaan. Terwijl zij een voorgangster was, niet fanatiek maar gewoon, inhoudelijk. Ik hobbelde er een beetje achteraan. Ik dacht alleen maar: ik werk me kapot, ik werk me kapot, help mij nou. Ik heb niet de wijsheid opgebracht om naar mijn gezin te luisteren en daar heb ik last van."

(Trouw, 19 april 2008)

Over zijn vader Max Croiset

"Ik kan mijn vader niet eren. Daarvoor voel ik te veel pijn. Zelfs de pijn waar ik overheen ben, weerhoudt me. Ik heb in mijn boek fragmentjes opgenomen waarin ik beschrijf hoe lief en aardig Max kon zijn, maar dat zijn feitjes. Ik voel het niet. Ik voel niets meer. In de zeven, acht maanden die ik bij hem en mijn stiefmoeder heb doorgebracht heeft hij me tot wanhoop gedreven. Hij kon zich niet verplaatsen in een kind. Ik had het moeilijk, ik zocht hulp. Hij wees me af. Door wat ik heb beschreven in Badhuisweg lijkt iedereen ineens te denken dat Max jaloers op mij was, maar hij voelde zich te veel boven iedereen verheven om jaloezie te kunnen ervaren. Ik ben niet in strijd met mijn vader. Nooit geweest. Ik had alleen maar, één keer, willen horen dat hij me aardig vond. Als hij dat tegen me had gezegd, was dat boek er niet eens gekomen. Het zit heel ingewikkeld in elkaar. Of heel simpel. In ieder geval: ik kom er niet uit. Ik had graag een vader gehad die ik kon eren, heus. Heus."

(Trouw, 19 april 2008)

Over zijn moeder en pleegmoeder

"Mijn ouders zijn gescheiden toen ik vier was. Ik heb zeven, acht herinneringen aan mijn moeder en een stuk of twee, drie herinneringen aan mijn ouders samen. Doordat ik mijn moeder pas op mijn zeventiende terugzag, is ze heel langzaam uit mijn jeugd verdwenen. Bovendien was er mijn pleegmoeder, de vrouw die ons, op verzoek van mijn vader, heeft opgevoed. De band met haar was zo intens, zo vanzelfsprekend, dat zij gewoon onze moeder werd. Op een bepaald moment vatte de gedachte post dat mijn ouders echt gescheiden waren. Daar schaamde ik me voor. Iedereen dacht dat mijn pleegmoeder mijn moeder was. Ik zei ook mama tegen haar. ’Dus je zegt mama, maar ze is niet je moeder?’ Mijn vriendjes begrepen er niets van. ’En je vader, met die vrouw?’ ’Dat is mijn stiefmoeder.’ ’Je stiefmoeder? Is je echte moeder dood dan?’ ’Nee, ze leeft, maar ik zie haar nooit.’"

(Trouw, 19 april 2008)

Over geloven

"Ik neem het de mensen die gelovig zijn niet kwalijk dat ze willen leren van al die wijsheid, maar ik kan het systeem niet verdragen. Ik vind het vreselijk, vréselijk. Van boven af, dictatoriaal, één persoon, onverdraagzaam. Ik luister vaak naar de EO of de NCRV op de radio en als ik die discussies hoor, kan ik maar niet begrijpen dat intelligente mensen er zo over praten. Dan denk ik: ga toch lekker op een bankje zitten mediteren over Jefta, dwaal rond in het universum. Dát gun ik iedereen. Maar dat opdringerige, het gedoe er omheen, ik begrijp het niet. Ik voel er niets bij. Niet als: ik ben mezelf genoeg, nee, ik vind het zo’n onzin allemaal! Terwijl ik erken dat meer dan driekwart van de mensen de behoefte heeft aan steun, aan een leidende figuur, of een plaatsje in de hemel. Ik denk niet over ziel. Ik denk niet over hiernamaals. En, al vallen ze in bosjes om mij heen: ik denk niet over dood. Ik heb er niks mee.”

(Trouw, 19 april 2008)

Sympathie voor de duivel

"Provocatief in de zin van hardop nare dingen zeggen in het openbaar? Nee, die behoefte heb ik niet. Maar in interpretaties van toneelstukken misschien wel. Ik ben heel gelukkig geweest dat ik me, niet gehinderd door al te veel kennis, in Lucifer van Vondel heb kunnen verdiepen en genoot van de gedachte dat hij tot op driekwart van het stuk sympathie voor de duivel heeft."

(Trouw, 19 april 2008)

Over zijn jongste zoon

"Onze jongste zoon is nog korte tijd toneelspeler geweest. Maar de wereld eromheen stond hem tegen, hij vond de mensen niet eerlijk. Dat nukkige, opportunistische gedrag verdroeg hij niet en daar krijg je in het toneel hoe dan ook mee te maken. Ik ben er bij wijze van spreken trots op dat hij een andere draai aan zijn leven heeft gegeven. Hij is een te gevoelig mens voor het theater, hij heeft geen eelt op zijn ziel. En dat heb je nodig om de kwetsuren te verdragen die je in het theater dagelijks oploopt."

(De Volkskrant, 4 december 1998)

Over de invloed van zijn vrouw op zijn werk

Op 4 december 1998 publiceerde De Volkskrant een dubbelinterview met Hans Croiset en zijn vrouw Agaath Witteman. Ze leerden elkaar kennen bij het studententoneel toen zij 18 en 25 was. Witteman werd later eveneens regisseur en artistiek leider en ook theaterwetenschapper.

Croiset: "Van begin af aan ziet Agaath mijn voorstellingen in een prenataal stadium. Ze heeft een groot analytisch vermogen en vandaaruit hebben we samen een soort productiedramaturgie ontwikkeld."

Witteman: "Als ik op de repetities van Hans kwam, zeiden de acteurs: 'Kijk maar uit, morgen gaat-ie alles veranderen.' "

Croiset: "Dat gaat iets te ver, maar het is wel zo dat ik haar commentaar voor honderd procent serieus neem. Vervolgens beslis ik of ik het ermee eens ben."

Witteman: "Ik ben volstrekt eerlijk tegen hem, en dat is bijzonder, want in het toneel zijn de mensen doorgaans niet eerlijk."

Croiset: "Mij wordt geregeld toegevoegd dat ik te erg onder haar invloed sta. Ja, en daar ben ik trots op, zeg ik dan meteen, dan is er tenminste nog iemand die weet waar het over gaat. Andersom werkt het niet zo. Ik ben altijd zo ontdaan van wat zij maakt dat ik er absoluut geen commentaar op kán hebben. Ik heb er niet eens behoefte aan, zozeer overdondert en overweldigt het me. Ik zie duizenden details die ik met haar in verband kan brengen, en pas in tweede instantie kan ik beroepsmatig kijken."


Over Joost van den Vondel

"Ik vond veel in de teksten van Vondel: een principiële houding, inzicht in machtsverhoudingen, een rotsvast vertrouwen in de noodzaak tot overleven. Ik vond trots bij hem. En daadkracht. In Vondel vond ik een bondgenoot. Daarenboven raakte ik gebiologeerd door de rijkdom van zijn taal. Wanneer taal en thema zo samenvallen en elkaar aldus versterken, maakt zich een geluksgevoel van je meester: je hebt immers je schrijver gevonden."

(November 1993, tijdens de ontvangst van de Duits-Nederlands-Belgische Vondelprijs)

Over zichzelf als acteur

"(als acteur ben ik...) lastig voor regisseurs om mee te werken: door het trage reageren op een repetitie. Gedetailleerde opmerkingen komen nooit aan omdat ik ze toch later pas begrijp. En dan kun je zeggen "hij is lui" of "dat doet hij expres" of "doe nou eens wat", maar dat druppelt bij mij. Ik vind toneelspelen zo gênant dat ik nooit wat laat zien, dan alleen als ik alles verzameld heb. Dan durf ik wel. Anders vind ik het ijdeltuiterij. Bij wijze van spreken mummel ik maar wat. Ik heb een lange periode nodig voor ik het gevoel heb dat ik die rol in mijn lijf heb zitten. Het grootste gedeelte van de acteurs is zó geconcentreerd op dat spelen, die hebben dat al ruim voor de generales. Bij mij is dat pas bij voorstelling veertig. Ik zit gewoon totaal anders in elkaar. Ik beleef pas vreugde als ik los van de materie ben en daar heb ik veel voorstellingen voor nodig... heel veel voorstellingen."

Uit: Hans Croiset, theatermaker van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.

Over zijn vertrek bij Toneelgroep Theater

"Wat ik in toneel zie, kan op deze plek niet gerealiseerd worden. We moeten hier een elck-wat-wils-repertoire brengen met vele facetten en daarbij pogen binnen te dringen in de bevolking. Dat kost allemaal veel energie. Ik weet dat het allemaal heel nodig is, maar voor mezelf wil ik me nu gaan oriënteren op wat ik zelf wil, als regisseur. (....) Ik zoek een repertoirenoemer die meer uitgesproken is dan de huidige bij Theater. Nu is het voor mij teveel een legpuzzel en heb ik te weinig rust, ook in de weekends en in de vakanties.

(De Gelderlander, 16 maart 1970)

Over volkstoneel bij Toneelgroep Theater

"Volkstoneel betekent voor ons dat je strijdbaar midden in het publiek wilt staan. Je moet leren van de reacties van het publiek en een volwaardig repertoire opbouwen zonder te heftige artistieke uitschieters maar ook zonder een onverantwoorde afdaling in het amusementsvlak. We interesseren ons meer voor de brede laag van de bevolking dan voor de "happy few". We moeten ons op de realiteit van het publiek baseren en bij dat publiek een behoefte losmaken."

Uit: Hans Croiset, theatermaker van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.

Over het repertoire van Toneelgroep Theater

"We willen bewust een vaste lijn aanbrengen in ons repertoire. We zien de noodzaak om zowel amusement als tragedie te brengen. Maar binnen beide polen willen we strijdbaar blijven. Geen suikerzoete roomtaarten fabriceren of loze daden stellen. Als voorbeeld kun je voor die lijn nemen het stuk van Goldoni: Kabaal in Chioggia, met humor plus een beeld van het vissersvolk uit die tijd en het stuk van Brecht: De heilige Johanna van de slachthuizen. In het laatste stuk vind je dan iets van het strijdbare element dat voortkomt uit onze houding."

(De Nieuwe Linie, 13 augustus 1966)

Over het Nederlandse toneelleven

Enkele weken na de weinig succesvolle start van seizoen 1963-1964 opende het oktobernummer van Het Toneel met een open brief van Hans Croiset. Daarin stelde hij de vraag hoe het toch kwam dat de Nederlandse toneelliefhebber het Franse toneel zoveel hoger aansloeg dan dat van eigen bodem. Een belangrijke oorzaak was volgens hem dat het toneel in Nederland geen deel van het bestaan uitmaakte. In Nederland werd over toneel gedacht, noch gepraat, noch gepubliceerd:

"Het Nederlandse toneelleven hobbelt nu al jaren op dezelfde rustige manier verder, prachtige voorstellingen wisselen de matige af, van tijd tot tijd wordt er weer eens een bruikbaar acteur ontdekt, ieder jaar leveren drie toneelscholen horden jonge mensen af, maar er gebeurt niets; de gezelschappen beconcurreren elkaar om maar zoveel mogelijk goede stukken binnen te halen, zonder er op te letten of ze die stukken wel bezetten kunnen, maar er wordt nooit gewerkt met een beginselverklaring, die de noodzaak van het brengen van de kunst uiteenzet; het is alleen de overheidsverplichting vierhonderd voorstellingen te geven van liefst tien stukken, met alsjeblieft één Nederlandstalig."

Uit: Hans Croiset, theatermaker van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.

Over twee rollen tegelijk: De meeuw en Kettingreactie

"Omdat Ton Lutz ziek werd, is de première van De meeuw destijds uitgesteld. Daardoor viel hij midden in de repetitieperiode van Kettingreactie. Dat was een nieuw stuk van de hand van mijn vader dat hij ook zelf regisseerde en waarin ik een belangrijke rol speelde. Dat ging dus mis. Het is een hele turbulente, moeilijke tijd geweest. Die combinatie - Sjarov die me lui vond en me probeerde te prikkelen, m'n vader die op me inpraatte, plus die twee rollen: Kostja en Jan - dat was voor mij niet meer te doen, dan heb je een scheur in je kop. Om dat te kunnen moet je wel opgeleid zijn, dan moet je van voor de oorlog zijn en voortkomen uit dat ambulante, kermisachtige, tien-rollen-tegelijk- spelende milieu."

Uit: Hans Croiset, theatermaker van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.

Over het werken van Ko van Dijk

"Ko heeft me alles van het vak geleerd: kijken, staan, lopen, helder praten. Altijd hield hij me in de gaten. Toen ik weer eens een rol van een zieke acteur op had moeten nemen, stond hij me na afloop op te wachten met een reep chocolade. "Goed gedaan jongen," zei hij dan."

(Vrij Nederland, 20 mei 2000)

Over het gemis van een Toneelschool opleiding

"Wat ik vooral gemist heb zijn mijn leeftijdgenoten. Toen Guido de Moor, Willem Nijholt, Jacques Commandeur en Hans Boswinkel aan het toneel kwamen - dat was de klas van mijn leeftijd - kwam ik voor het eerst met mijn leeftijdgenoten in aanraking. Toen miste ik waarom het op school wel eens leuk kan zijn: spelen op het speelkwartier, ravotten. Of als je ouder bent het lief en leed dat je deelt. Voor mij was het heel goed geweest als ik dat oeverloze plezier had kunnen meemaken. Ik zat te vroeg in een oude wereld."

Uit: Hans Croiset, theatermaker van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.

Over zijn vader Max Croiset

"(Mijn vader) was altijd overheersend, drukkend. Hij ging vrij tiranniek om met zijn mening. Je moest het niet wagen een andere opinie te hebben. Daar heb ik me slaafs - nou ja, laat ik zeggen: vrij slaafs - naar gericht. (...) Zijn commentaar was altijd: "Je moet niet denken dat je iets kan. Je kwaliteit wordt beoordeeld op je fouten." (...) Ik ben uiteindelijk acteur geworden omdat ik wilde dat mijn vader mij goed vond."

Uit: Hans Croiset, theatermaker van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.

Over de toneellessen van zijn vader

"En daar zijn dan de regelmatige toneellessen uit voortgekomen. Twee jaar lang heb ik te hooi en te gras lessen van vader gehad. Jules en ik zijn met Shakespeare en Vondel opgevoed. We hebben de ene monoloog na de andere onder leiding van Max ingestudeerd. Ik vond ze allemaal onbegrijpelijk en loodzwaar, maar vanuit een onbegrensd geloof en vertrouwen in mijn vader probeerde ik hem zo goed mogelijk te imiteren."

(gesprek met Hans Croiset, AD, december 1957 en De Telegraaf 15 oktober 1959)

Over een solo-optreden van zijn vader

"Op een zondagmorgen mocht ik mee naar Oedipus. In de pauze ging ik naar de kleedkamer. Ik schrok geweldig: voor de pauze zag ik hoe mijn vader in een grote rode mantel onbegrijpelijke teksten uitsprak. In de pauze de paradox: een volledig uitgeput wrak aan de kleedkamertafel. Hij kon nauwelijks praten van de spanning. Maar hij moest natuurlijk door. Door, door, door! Dat heeft een ontzettende indruk op me gemaakt."

(Vrij Nederland, 20 mei 2000)

Over ‘pleegmoeder’ en huishoudster Fietje Zeijlmans

"Die heeft ons door de oorlog heen geholpen. Ze wilde ons gaaf afleveren. Ik vroeg of ik haar mamma mocht noemen. Want iemand die je verzorgt en warmte geeft wil je moeder noemen. Dat vond ze goed, na overleg met mijn ondergedoken vader overigens. Ze had een extreem verantwoordelijkheidsgevoel. Ik zou haast zeggen: meer dan een natuurlijke moeder."

Uit: Hans Croiset, theatermaker van Rob van der Zalm i.s.m. Xandra Knebel. Theater Instituut Nederland in coproductie met P.S. Items, 2005.