Column Stans Lutz: Terugblikken 15

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Terugblikken 15: Oidipous

Het Orakel ontwerp Op het atelier van Benno de Vries Titus Muizelaar: Odipous en ICH

Iocaste (Elsje Smits) en Oidipous (Titus Muizelaar) Theo Pont, Gijs de Lange (met masker), Hans Ligtvoet Totaalbeeld Kreoon en Oidipous daaronder Iocaste en Kreoon

  • Kostuum en decorontwerpen: Privécollectie Stans Lutz. N.B. Voor alle ontwerpen en foto's zie de Blog van Stans Lutz.


Oidipous: Sophocles’ klassieker over de zoon die per ongeluk met zijn moeder trouwde en na ontdekking daarvan zijn eigen ogen uitstak van schaamte.

Decorontwerper Niewe den Beste (regisseur Frans) gebruikt als inspiratiebron voor het décor de schilderkunst van ‘die Neue Wilde’. Een Duitse kunststroming (ca 1980) die uitgaat van een verhevigd expressionisme en die niet bang is voor het figuratieve.

Elementen van de Griekse tragedie worden als basis voor de ruimtelijke vormen gebruikt: een hoog vierkant podium, kothurnen (schoenen of laarzen met verhoogde zolen) en maskers voor de koningen en hun familie, zodat ze hoog boven het volk zijn geplaatst. Twee te schilderen doeken komen te hangen aan weerszijden van dit podium, gespannen op een raamwerk van trussen. Ik ontwerp de kostuums, maak de technische tekeningen voor het decor en zal later ook de nog te ontwerpen doeken schilderen, want daartoe heeft de regisseur/ ontwerper wel een verlangen, maar geen mogelijkheid. Ik ga zoiets niet uit de weg en breng graag het mij ooit geleerde in praktijk. Uiteindelijk maak ik ook de ontwerptekeningen voor de doeken, geassisteerd door decorontwerper Niewe die ik een in verf gedoopte kwast in de hand leg voor de finishing touch.

De maskers, staaltjes van vernuft want heel licht van gewicht, worden van het beginaf aan gebruikt in de repetitie en kunnen nauwelijks meer gemist worden. Ze worden door Niewe den Beste zelf beschilderd. Hij doet dit met de concentratie van een karateslag, gevolgd door een grijns van tevredenheid.

We repeteren in een lokaal van de voormalige jeugdherberg aan de Mauritskade. Vóór dit gebouw een hip hotel werd (Arena) mochten kleine theatergroepjes zonder eigen huis daar repeteren. Het was er tochtig en gehorig, maar het was er. Omdat ik de verhoogde schoenen en het punthoofd van Iocaste zelf ga uitvoeren, richt ik mijn werkruimte in achter een gordijn in de repetieteruimte. Er moet veel tussendoor drogen aan het voetenwerk dat uit meerdere lagen piepschuim wordt opgebouwd en met in houtlijm gedrenkte doekjes verstevigd wordt. Het punthoofd wordt eerst geboetseerd in klei en dan afgegoten in gips zodat er een mal ontstaat voor de rubberen ‘hoed’ die om het hoofd van Iocaste (Elsje Smits) moet vallen als een tweede huid. Ik heb op de kunstacademie in Rotterdam, door een jaar beeldhouwen als keuzevak te kiezen, veel geleerd, maar ik doe deze dingen niet alle dagen en bel daarom regelmatig met maskerspecialist Wim Groen in Rotterdam.

Daar in dat lokaal van de voormalige jeugdherberg volg ik, achter en voor het gordijn, de repetitie en het denkproces van de ontwerper/ regisseur en zijn acteurs op de voet.

Voor het schilderen van de doeken roep ik de hulp in van Benno de Vries, mijn oude leraar. Ik mag het hele karwei klaren op zijn atelier in de 2e Passeerdersdwarsstraat. Een immense ruimte waar het stof danst in de late middagzon en hopelijk wordt opgevangen in de oprolbare kaasdoeken schermen. Stof gezogen wordt er niet. Wel is alles daar aanwezig wat je nodig hebt: ondervilt, pigmenten, grondverf, kwasten met lange stelen, en een oliekachel. Ik ken Benno, omdat ik stage gelopen heb op het STA atelier in Amsterdam. Hij was daar chef. En omdat ik tijdens die stage ook mee mocht naar zijn lessen op de theaterafdeling van de Gerrit Rietveld Academie. Later worden we daar collega’s en na zijn pensionering mag ik zijn boekje, waarin hij onnavolgbaar alle klassieke bouwconstructies voor het theaterdecor (op)tekende, blijven gebruiken als lesmateriaal voor de studenten. Terug bij deze les:

Ik span de doeken uit op de grond en behandel ze met een grondlaag, zodat het doek niet teveel verf op zal zuigen. Ik begin aan het orakel. Met houtskool teken ik het ontwerp op het doek via een ruitpatroon. Ik schilder de contouren van de mond en breng met rubber pasta en lapjes katoen enig reliëf aan op de lippen. De doeken zullen in het decor schuin opgesteld worden. De vorm van de grote mond moet in de belichting (Kees vd Lagemaat) niet verloren gaan voor het publiek dat zowel uiterst links als rechts er helaas wat langs zal kijken. De oliekachel snort. Het vloeibare rubber verspreidt een akelige ammoniakgeur, maar het is winter dus de ramen blijven dicht. (De veiligheidsregels voor theatertechnici en ook voor de theaterateliers komen pas vele jaren later.)

Dan schilder ik de grote mond, het orakel. In vele lagen. Een dag of drie later -ik heb inmiddels een fikse keelontsteking- komen de ontwerper/regisseur en productieleider David samen kijken naar het resultaat. Ze staan er nogal stilletjes naar te kijken… valt het tegen? Ik vraag met een krakende stem, nauwelijks verstaanbaar, naar het ontwerp voor het andere doek.

"Oh, schilder maar wat" is het antwoord. Ik ben onzeker, maar ook woest. In een paar uur tijd schilder ik het tweede doek vol met schreeuwende kleuren, hoestend en zwetend als een schoonmaker die de glanzende vloer voor de zoveelste maal moet boenen. Bij het tweede bezoek word ik gecomplimenteerd en vraagt de regisseur mij er nog een tekst op te schilderen. Freuds’ ‘Ich’ wel te verstaan. Ik schilder het er op. Veel later realiseer ik me dat die ‘Ich’, die natuurlijk Oidipous’ zoektocht naar zijn identiteit moet verbeelden (en die van regisseur Frans), ook een momentopname is van die van mij.

Zo leer ik met horten en stoten de praktijk van het theatermaken. Hoe belangrijk het is als ontwerper duidelijk te communiceren met de uitvoerenden. Om heldere ontwerptekeningen te maken, zodat daar geen misverstanden over ontstaan. Maar soms ook, als je je durft te laten verrassen: laat het over aan een vakman, en blijf erbij. Met je neus erbovenop. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat er geen ‘Ich’momenten meer zijn. Die blijven.

Juist als ik dit geschreven stuk in de grondverf heb gezet, bereikt mij bericht dat Benno overleden is. En zelfs net begraven. Weer is er een stukje van mijn ‘Ich’ afgeknabbeld. Een ‘Ich’ dat zo langzamerhand is opgebouwd uit heel veel dingen die anderen voor mij hebben betekend.

Over de voorstelling Oidipoes: Gespeeld werd er door Els Ingeborg Smits (Iocaste), Titus Muizelaar (Oidipous), Gijs de Lange (Kreoon en Teiresias), koor: Theo Pont, Hans Ligtvoet en Karstine Hovingh.


Dit is één van de Terugblikken van Stans Lutz. Voor een overzicht zie Column Stans Lutz