Column Jacques Klöters 6 november 2018

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Column Jacques Klöters 6 november 2018

Eric Alexander (1932-2018)
Jacques Klöters herdenkt 'zijn' directeur: (overgenomen van zijn FB pagina)

Ik moest vanmorgen denken aan meneer Alexander.

Meneer Klöters, wij als academici hebben een andere houding. Als wij een werkopdracht krijgen gaan we niet dom aan de slag, maar denken na over wat we aan het doen zijn. Dat verwacht ik ook van u, nu u hier op het Toneelmuseum komt werken. Zelfstandig nadenken, initiatief durven nemen en niet dom in een verkeerde richting doorwerken. Leuk dat u zelf ook een studentencabaret heeft. In mijn studententijd in Leiden deed ik aan toneel, dat stond echt wel op een goed peil. Mijn studiegenote Annet Nieuwenhuyzen is zelfs beroeps geworden, zoals u ongetwijfeld weet.

Meneer Alexander was mijn directeur. Een oude man, ook toen hij jong was. Toen wij in truien liepen en lang haar hadden was hij altijd in een muisgrijs pak, wit overhemd, das, hoog opgeschoren achterhoofd, nette scheiding, bleek, een beetje loensend, toegewijd als geen ander, meneer Alexander. Het museum was nog klein, er werkten een man of tien in vaste dienst en wat vrijwilligers. Er was weinig geld en er hing een sfeer van liefhebbers onder elkaar. We hadden ontzag voor onze directeur. Hij had de ongelukkige gewoonte op je afdeling binnen te komen op het moment dat het je nèt niet gelegen kwam, er was net een kop koffie over een boek gevallen, er was net een scheur in een affiche gekomen, je had net na een paar uur hard werken een sjekkie opgestoken en je benen op het bureau gelegd. En ja hoor daar kwam meneer Alexander binnen.

Onze vergaderingen waren heel formeel. Ja dat ophalen van die schenking moet meneer Krens dinsdag maar doen.
Krens? O hij bedoelt Fredje! Meneer Alexander bleef altijd U zeggen. Hij had te maken met het bestuur, met het ministerie, de gemeente en vooral met andere musea. Echte theatermensen zagen we weinig, dat kwam later pas. Meneer Alexander zat in allerlei internationale besturen en commissies, meestal als secretaris. Die doen het werk. De buitenlanders noemden hem wel bij zijn voornaam,. Hello Eric! Ik keek er van op dat Alexander een voornaam hàd, die had hij toch eigenlijk niet nodig? Om half zes fietste ik wel met hem op naar huis. Als hij rechtsaf sloeg de Van Eeghenstraat in zei hij: Sterkte meneer Klöters en ik zei Veel plezier meneer Alexander. Er zat nogal wat zwaarte en veel verantwoordelijkheidsgevoel bij de man en soms voelde ik een diep verdriet bij hem. Alexander zette het museum op de kaart, Steve Austen maakte het groot en Henk Scholten maakte het kapot. . Steve werd als mededirecteur naast meneer Alexander geplaatst toen het Toneelmuseum het Theaterinstituut werd en hij overvleugelde hem vanaf dag één. We hebben als directie besloten wat informeler met elkaar om te gaan zei meneer Alexander. We willen dat we elkaar bij de voornaam aanspreken. Ik heet Eric.
Dat was wat. Het kostte me de grootste moeite en na een paar maanden zei ik tijdens onze fietstocht naar huis. Eric zou je mij een genoegen willen doen? Zou je me weer meneer Klöters willen noemen? In ieder geval buiten het museum? Dan noem ik je weer meneer Alexander. Waarom? Er is niemand nog die me meneer Klöters noemt, helemaal niemand en ik mis het. Ik vond dat we zo'n voorname omgang hadden met elkaar.

Vanaf die dag waren we weer meneren totdat ik hem jaren later - hij was allang weg bij het Theater Instituut - wekelijks tegenkwam in de sportschool in een korte broek. Tegen een man met lange witte blote benen die zich in het zweet trapt, zeg je geen U.

Eric Alexander leek een oude man toen hij jong was, maar toen hij echt oud was, leek hij jonger te worden. Zaterdag wordt hij begraven en ik denk zomaar dat er een jonge vent in de kist ligt. Meneer Alexander, markante man met grote verdiensten en een enorme liefde voor het theater aan wie ik veel te danken heb, rust zacht.

Terug naar: Column Jacques Klöters