Column Jacques Klöters 31 mei 2012

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Ik moest vanmorgen denken aan Wim Ibo vanwie ik veel geleerd heb en die al weer twaalf jaar dood is. Ik wil hem even gedenken.

Het eerste wat je opviel als je bij Wim aan de deur kwam was een bordje naast de bel: geen gezeur aan de deur. Een totaal nutteloos bordje want geen mens die aan de deur komt vindt dat hij zeurt. Als je dan bij Wim binnen was gekomen en in zijn halletje stond, dan zag je de immense hoeveelheid handtekeningen die bezoekers daar achtergelaten hadden. Wim kende iedereen en iedereen kende Wim, hij had een gastvrij huis waar veel gelachen werd, gediscussieerd, geschreeuwd, gejankt. Hij had een groot talent voor vriendschap en hij bezat in grote mate de gave van de bewondering. Vandaar ook die handtekeningen in zijn halletje van Wim Kan en Simon en Annie M.G. Schmidt|Annie]], al die grootheden die hij bewonderde.

Die hem waardeerden en die hem ook nodig hadden.

Hij zorgde ervoor dat Simon Carmiggelt op de radio begon voor te lezen

Hij was degene die Wim Kan overhaalde een oudejaarsconference te doen op de radio.

Hij was het die Annie Schmidt aan het werk kreeg in een serie radio en televisieprogramma’s die tot ons collectieve geheugen zijn gaan behoren.

Bij al dat dienende werk: dingen mogelijk maken verviel Wim nooit in de rol van ondergeschikte, van het serviele en geroutineerde. Hij eiste altijd kwaliteit, de beste artiesten, de beste cameracrew, de beste regisseur, hij ging voortdurend conflicten aan waarbij het me opviel dat hij meestal niet voor zichzelf vocht, maar voor de zaak waar hij voor stond, voor het programma, voor de artiesten, voor het cabaret.

Voor de vrijheid, voor de vrijheid van levensopvatting. Hij was daarin een pionier want al in de benauwde jaren vijftig heeft hij nooit een geheim gemaakt van zijn sexuele geaardheid.

Wim Ibo stond voor de vrijheid van de gedachte en van het woord of het nou op de radio was…waar hij in de oorlog in een lastig parket was geraakt en waar hij de gedachte aan over had gehouden: nooit collaboreren, nooit meelopen, nooit je mond houden, onbevreesd tegen de autoriteiten optreden. Of het op de televisie was, of in het cabaret – een term die nooit meer zo mooi is uitgesproken als hij dat kon. Altijd kwam hij censuur, domheid en hypocrisie tegen en dat haatte hij.

Ik heb veel brieven van Wim gelezen waarin hij op ongekend felle wijze een aanval doet op wat hij als een misstand of misslag zag. Dat waren vaak persoonlijke aanvallen. Hij kon alleen maar persoonlijk zijn. Ook instituties waren voor hem personen die hij aanviel, meneer Parool, meneer Fonogram, meneer Vara.

Wim was een drammer. Mede door zijn gedram kwam de kleinkunstakademie er. En je dacht toch niet dat Fonogram uit zichzelf een ongeevenaarde serie cabaret platen ging maken? Ze hadden Johnny Woodhouse en het Urker Mannenkoor al, maar het was de drammer Wim Ibo, geholpen door de begaafde producer Rine Geveke die de geesten in dat bedrijf rijp maakte voor een serie cabaretopnamen die tot de grote prestaties behoort van de nederlandse naoorlogse cultuur.

Fien de la Mar, schilderij door Isaac Israels, 1927 Wim Kan en Corry Vonk (in de coulissen), schilderij door Hans Bayens, 1977. Jean-Louis Pisuisse. Foto: Henri Berssenbrugge, 1927.

V.l.n.r.: Fien de la Mar, schilderij door Isaac Israels, 1927; Wim Kan en Corry Vonk (in de coulissen), schilderij door Hans Bayens, 1977. Beide schilderijen zijn afkomstig uit de nalatenschap van Wim Ibo. Rechts: Jean-Louis Pisuisse. Foto: Henri Berssenbrugge, 1927. Collectie TIN.


In het huis van Wim Ibo vielen ogenblikkelijk drie portretten op. Dat van Fien de la Mar over wie hij niet kon spreken zonder ontroerd te raken. Zij belichaamde voor hem wat Nietsche het dionysische in de cultuur noemde, het ordeloze, chaotische, romantische, zondige, orgastische, het vreet me maar op-principe. Die kant herkende Wim ook in zichzelf. Maar er hing ook een portret van Wim Kan en dat vertegenwoordigde de apollinische kant zoals dat heet, de beheersing, het vakmanschap, de discipline, de ordelijke figuur, de man die goed voorbereid is en zijn zaakjes voor elkaar heeft. Ook dat gold voor Wim Ibo die altijd op tijd was, alles in zijn plakboeken verzamelde en alle jaartallen goed had. Bij zijn baanbrekend werk als historicus van het amusement stuitte hij op de figuur Jean-Louis Pisuisse en ook van hem kwam er een portret in zijn huis te hangen hoewel hij hem nooit in levende lijve heeft gezien.

Ik denk dat Pisuisse hem het meest geinspireerd heeft. Een sterke persoonlijkheid, een groot en gevoelig zanger, een ontdekker van talenten, een man die een gezelschap om zich heen had en dat de vrolijke kameraden noemde, een man die leefde en stierf als een ridder. Als Wim Ibo zich met iemand geidentificeerd heeft dan was het met Jean-Louis Pisuisse. Diens lijfspreuk werd ook zijn lijfspreuk: le coeur avant tout! En wat een warm kloppend hart had Wim Ibo.

Hij was erg op me gesteld en noemde me altijd zijn opvolger waarbij ik altijd tegenstribbelde. Hij eiste zo ongeveer dat ik op zijn crematie sprak en dat heb ik gedaan en ik heb de aanwezigen opgeroepen allemaal zijn opvolger te worden.

Zijn opvolger in vriendschappelijkheid,

In strijdbaarheid,

In gevoeligheid en humor

En zijn lijfspreuk tot de onze te maken

Le coeur avant tout!

Archief Wim Ibo

Wim Ibo heeft zijn persoonlijke archief aan het Theater Instituut Nederland nagelaten. Het archief van Wim Ibo bevat een groot aantal plakboeken met recensies, foto's, brieven en programma's, waarin de carrière van Wim Ibo gedocumenteerd is van 1934 tot 1998. Van de succesvolle radio en tv series, resp. De Familie Doorsnee en Pension Hommeles, waarvan Annie M.G. Schmidt de auteur en Wim Ibo de regisseur/producent was, zijn scripts in het archief aanwezig.

Eén van de plakboeken uit zijn archief is gedigitaliseerd en kan online doorgebladerd worden.

Open HIER het Plakboek over de Familie Doorsnee


Terug naar: Column Jacques Klöters