Column Jacques Klöters 30 augustus 2012

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Column Jacques Klöters 30 augustus 2012

"Abraham de Winter. Op zoek naar de oudste stem van Nederland"

Abraham de Winter (links). Foto: P. Stutz

Ik dacht vanmorgen aan wat ik te weten was gekomen over het tot stand komen van de plaat die ik gebroken had van Abraham de Winter. De "Antwerpsche Barakken", zo heette in de negentiende eeuw een Bredase achterbuurt. Daar groeide een kleine joodse scharrelaar op die de grootste komiek van zijn tijd zou worden. Cabaret, revue en variété bestonden nog niet. De conference was nog niet uitgevonden. De komieken van 1860 speelden in operettes of zangspelletjes, vaudevilles genaamd, en als ze succes hadden met een komische rol dan namen ze die ook wel eens mee naar een café chantant. Ze kwamen verkleed en geschminkt op en hadden hun rol tot een monoloog bewerkt.

Abraham de Winter moet zulke "karakter-komieken" gezien hebben op de kermis van Breda. Hij was al jong theatergek, Louis Bouwmeester was een schoolvriendje van hem. Ik sprak met verre familieleden van De Winter. Er was een revuegirl van tachtig die al dertig jaar weduwe was van zijn jongste zoon. Zij had foto's en nog wat voorwerpen die haar schoonvader op het toneel gebruikt had. In Breda was nog een kleinzoon. Hij wist niet veel te vertellen maar hij haalde uit een stapeltje karton een oeroude grammofoonplaat. "Dit is het kostbaarste wat ik nog van m'n opa bezit. Een plaat met zijn stem erop. Uniek. Niemand in de familie heeft die nog." "Mag ik eens kijken?" Voorzichtig gaf de man mij de zeldzame schijf. De plaat had een ruw en bobbelig oppervlak, de groef zat maar aan één kant, aan de andere zijde leunde een naakt engeltje op één arm terwijl het met een grote ganzeveer groeven om zich trok. Een etiket zat er niet op. In het zwarte materiaal stond gestempeld: E. Berliner's Gramophone. Dutch Comic talking. Meerenberg und Medenblik. gesproken door Abr. de Winter Amsterdam. G.C. 91050. De kleinzoon kan de plaat niet laten horen, maar als ik hem naar Amsterdam meeneem, kan ik er een kopie van laten maken. Ik zal er uiterst voorzichtig mee zijn, ik werk toch voor een museum, ben professioneel en het vervoer van waardevolle voorwerpen is aan de orde van de dag bij ons. Eén telefoontje en de plaat is verzekerd. De man knijpt z'n ogen bij elkaar, kijkt hulpeloos om zich heen en zucht: goed dan. Ik rij zingend terug. De plaat, goed verpakt, ligt naast mij op de bank. In het geluidsarchief van het Nederlands Theater Instituut hebben ze nog nooit zo'n oude plaat gezien. Een Berliner, het zeldzaamste van het zeldzaamste, verzucht een kenner die even langs komt. En dan hoor ik het geluid van Abraham de Winter, een beetje hoog, een beetje nasaal, een beetje Brabants. De stem van een man die geboren is in 1841, misschien wel de oudste Nederlandse stem die vastgelegd is.

Bram de Winter begon als reiziger in stro. "Voor de papierfabrieken kocht ik 't stro op en pachtte ik 't riet. Dat bracht me onder de mensen en leerde me de typen kennen, begrijpt u. En me concurrenten begrepen nooit hoe Bram zo goedkoop kon kopen. Maar wa dee' Bram? Als er den anderen dag verkoping zou zijn, trok ik 's avonds te voren naar de beurzen, zoals ze die sociëteiten noemden op de dorpen. En daar werkte ik dan eerst voor de boeren, vertelde hun moppen, droeg voor en leerde ze goocheltoeren - zie je - tot ze zaten te gapen met open monden. En dan sloeg De Winter z'n slag, kocht ie de duizenden kilo's voor een prikkie." Toen de papierfabrieken op hout overschakelden begon Bram een uitdragerij. Hij stond met z'n handel op straat en riep "Koop maar vast in, je warme plunje, want je ziet wel, De Winter staat weer voor de deur!" 's Avonds trad hij op in cafés en sociëteiten. Hij moet intelligent zijn geweest en hij schreef zijn eigen teksten. Het officiële begin van zijn artiesten-carrière was in 1884 in Den Haag. De eenvoudige joodse scharrelaar trad op in een sjieke concertzaal met politieke voordrachten voor een publiek van nette Haagse mensen. Een nederlandstalige komiek die niet dubbelzinnig was, maar intelligente grappen maakte over de politiek, dat was iets nieuws. Na zijn ontdekking werd De Winter geëngageerd door Frits van Haarlem, de grondlegger van het moderne theateramusement. Overal in het land werden nieuwe theaters geopend en steeds luisterde Abraham de Winter de opening op en zette de trend.

Honderd jaar later beluister ik zijn grote succesnummer "Meerenberg en Medemblik", genoemd naar twee stadjes die bekend zijn geworden om hun krankzinnigeninrichtingen zoals dat vroeger zo duidelijk heette. De Winter doet dus gek op de plaat. Hij zal ook wel gek opgekomen zijn: "Je grote succes is je opkomen. Zodra ze je zien, moeten ze lachen. Als ze bij het opkomen niet om je lachen, ben je verloren". Hij introduceert zich als een gek die vindt dat hij dat niet is, maakt woordspelingen en verwerkt actuele gebeurtenissen om te laten zien dat er nog heel wat gekkere mensen in de wereld zijn dan hij. Dan zegt hij dat iemand naar Medemblik sturen de enige manier is om iemand echt krankzinnig te maken. Na enige komische voorbeelden van gekken en wijzen uit de wereldgeschiedenis, wordt hij serieus, spreekt over een wijze celbuur die door zijn kinderen in het gesticht is gezet en declameert het bittere vers dat de man geschreven heeft. De koningin zou dit soort dingen moeten weten "dan waren er immers geen krankzinnigen die stompen in hun ogen behoefden te ontvangen en zulke hete baden moeten gebruiken, dat 't vel op hun lichaam verzengt!...Dan waren er geen gekken die nog verstand genoeg bezitten, om zich op te hangen!!" De oudste vastgelegde stem is een stem van protest.

De plaat wordt op de band gezet. Maar het is druk op m'n werk, ik kan niet weg, ik zal de plaat fameus inpakken en versturen. Ik leg hem tussen twee plankjes en hang die zwevend op in een doos. Dat is afgehandeld. Ik vergeet De Winter. Tot het telefoontje komt. "U wordt bedankt" hoor ik de kleinzoon zeggen "de enige tastbare herinnering die ik aan mijn grootvader heb, heeft u te barsten laten vallen!" Ik hou m'n adem in en laat hem praten. Hij stoomt van kwaadheid en verdriet. Dan begin ik. Ik ben er kapot van. Ik leg uit hoe zeldzaam de plaat is, dat hij nooit meer te vinden zal zijn, dat ik onverantwoordelijk gehandeld heb en ontslagen zou moeten worden. Ik huil haast. "Nou nou, zo erg is het toch ook weer niet, het gaat niet om een mensenleven" begint hij mij te troosten. Ik bied hem tenslotte aan een cassette-bandje te maken van alle opnamen die ik kan vinden van Abraham de Winter.

Meerenberg en Medemblik 51985.jpg De barbier van Houtum 51914.jpg Collecte voor den algemeenen arme 51929.jpg

Van nu af ben ik een De Winter-addict. Ik heb iets goed te maken. Ik moet opnamen zoeken. Ik bezoek markten, antiquariaten en verzamelaars. In Den Haag loop ik een keer door de Passage op zoek naar een muziekwinkel. In een zijstraatje zie ik een zaakje dat door het leven is overgeslagen. Voor de ramen hangen bruiloftsvoordrachten van 50 jaar geleden en papieren maskers. In de etalage liggen knalbonbons uit de Middeleeuwen en ijswatercapsules uit de Steentijd. Een oude vrouw komt bijna tevoorschijn achter een glazen schuifdeur. Ja ze verkoopt nog wel oude liedjes en voordrachten. Wat of ik zoek. Ik kijk om me heen en zie de namen van Lou Bandy, Willy Derby, Kees Pruis, Louis Davids. Niets is hier jonger dan ik. Heeft u iets van Abraham de Winter? Zwijgend stapt ze haar winkel binnen en trekt een map tevoorschijn. Daar ligt een hele stapel puntgave muziekuitgaven voor me met mooie gekleurde omslagen. Uitgegeven in het begin van de eeuw, hier nieuw verkocht. Ik koop van elk nummer twee exemplaren. Er is veel meer aantrekkelijks voor me, dus ik blijf nog verder zoeken. Weer gaat de schuifdeur open en een bleke, kaalhoofdige man in een wit overhemd verschijnt die z'n mond opent. "Moet jij je er nou ook nog mee bemoeien?" zegt de vrouw. "M'n man is altijd taxichauffeur geweest" expliceert ze "Maar de laatste paar jaar loopt hij mij voor de voeten". De man verdwijnt weer achter de deur van de achterkamer zoals een vis even een bezoeker van het aquarium opneemt en weer in de achtergrond verdwijnt. De vrouw reageert onrustig op de grote stapels muziek die ik uitzoek. "U moet niet op de prijzen letten hoor, die er opstaan!" Ze kijkt me taxerend aan en verandert met een natgelikt stompje potlood bedragen van twaalf en een halve cent in twee kwartjes. Als ik genoeg denk te hebben en aanstalten maak om af te rekenen, zegt ze: "nog meer Abraham de Winter?" Ze verdwijnt onder de toonbank en haalt daar een groot bruin pak tevoorschijn. Het is aan haar geadresseerd zie ik en de postzegels die er op zitten zijn van vóór de Eerste Wereldoorlog. Ze knipt het pak open en daar verschijnen weer grote stapels De Winter-voordrachten, verstuurd door de firma Mosmans in Breda en nu na 75 jaar voor mij opengemaakt. Als ik zwaar bepakt op straat kom, ziet Den Haag er absurd uit. Ik heb in archieven interviews gevonden met De Winter, ik bezit foto's van hem, ik weet dat zijn rechterarm stijf was nadat hij verkeerd gezet was na een breuk. Ken zijn repertoire, heb zijn standpunt in de Atjeh-oorlog al geanalyseerd, maar op geen markt en in geen winkel heb ik een grammofoonplaat van de man gevonden.

Driekske de schaereslieper 51945.jpg Kemiekelingen en Jurriaonen 51976.jpg Onbeschaafde negers 52011.jpg

Ik word lid van een sociëteit van liefhebbers van 78-toeren platen en oude afspeelapparatuur, 'De Weergever'. Het is een zeer curieus gezelschap dat bijeenkomt in een omgebouwde garage in de Tweede Weteringdwarsstraat in Amsterdam. Overal om je heen grote kartonnen dozen met platen. Vitrines met mooi gekleurde naaldendoosjes, herdrukken van oude catalogi. Ze hebben daar platen in de verkoop, veilingen, ruilbeurzen, drie soorten bier, ballen gehakt en eindeloze gesprekken van kenners onder elkaar. Enige jaren geleden is er eens een Berliner geveild, herinnert een van de leden zich. Kostte veel geld en hangt nu in een platenzaak in Hilversum. Op de Weergever heeft niemand iets van De Winter en men raadt mij aan architect Weber te bezoeken, de beroemde verzamelaar van oud-hollands repertoire.

Voor het vervolg op deze column, zie: Column Jacques Klöters 30 augustus 2012, Vervolg

Herkomst afbeeldingen: Collectie TIN.


Terug naar: Column Jacques Klöters