Canon:2000 - Urban arts worden onderdeel van de theaterkunst

Uit TheaterEncyclopedie
(Doorverwezen vanaf Canon:2000)
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: Urban arts worden onderdeel van de theaterkunst
Afbeelding: media:Repro-50xxx2563.0001a.jpg
Datum: 2000-01-29
Beschrijving: In de eerste maanden van 2000 toerde er onder de titel ISH een opvallende productie door Nederland. Het belangrijkste decorstuk was een door midden gehakte half-pipe, de ramps tegen elkaar.
Tijdlijn(en): Tijdlijn van het Nederlands Theater
Perso(o)n(en): Marco Gerris
Productie(s): ISH - Olbe Produkties BV - 2000-01-29
Gezelschap(pen): ISH Dance Collective, Olbe Produkties BV
Theater(s): Meervaart, Amsterdam

Canonlogo.jpgUrban arts worden onderdeel van de theaterkunst

In de eerste maanden van 2000 toerde er onder de titel ISH een opvallende productie door Nederland. Het belangrijkste decorstuk was een door midden gehakte half-pipe, de ramps tegen elkaar.

ISH

Het podium werd niet bevolkt door professioneel geschoolde acteurs of dansers, maar door een DJ, een human beatbox en zeven skaters die een energieke mix van skaten, hip hop en breakdance ten beste gaven. Drijvende kracht achter Stichting ISH was Marco Gerris, een Vlaamse skater met een Filippijnse achtergrond die zijn skills in het Amsterdamse Vondelpark had ontwikkeld. In ISH verbeelden hij en zijn vrienden de wereld van de skater, een wereld die aan videogames en computerspelletjes deed denken, maar vooral een wereld waarin alles om vrijheid, vliegen en snelheid draait.

Affiche The return of ISH 2 van ISH2, 2002. Vormgever: DBXL Design. Collectie TIN The return of ISH 2 van ISH2. Foto: Serge Ligtenberg/Hollandse Hoogte. Collectie TIN The return of ISH 2 van ISH2. Foto: Serge Ligtenberg/Hollandse Hoogte. Collectie TIN


Urban Arts als hoofdingrediënt

ISH was niet de eerste voorstelling waarin uitingen van straatcultuur, de zogenaamde urban arts, het hoofdingrediënt vormden. Al sinds begin jaren negentig had men zich binnen het gevestigde, gesubsidieerde theater de vraag gesteld of men nog wel om die urban arts heen kon. Het werk van graffitikunstenaars als Keith Haring was immers ook door de officiële kunstwereld geaccepteerd. Als eerste zette Theater Frascati, in de Amsterdamse Nes, de deur op een kier. Jongerentheater 020 werd uitgenodigd. De voorstellingen van dit gezelschap - onder professionele begeleiding gemaakt voor en door jongeren van veertien tot eenentwintig jaar - straalden een enorme energie uit. Daarbij bleven de performers in hun optredens dicht bij hun specifieke skills. Om die reden waren ze veel geloofwaardiger dan de professioneel opgeleide theatermakers. In de jaren daarna ontstonden er meer gezelschappen die voorstellingen voor en door jongeren maakten. En juist ook voor en door laag opgeleide, allochtone jongeren! Achtereenvolgens kwamen Danstheater Aya, Stichting Made in da Shade, Theatergroep Dox en Rotterdams Lef het theaterveld versterken. In 1998 stelde staatssecretaris Rick van der Ploeg extra geld voor dit soort gezelschappen en initiatieven beschikbaar. Hij vond dat nodig omdat jongeren en allochtonen nog steeds sterk ondervertegenwoordigd waren in het Nederlandse theaterveld. Mensen als Rufus Collins en Henk Tjon (De Nieuw Amsterdam), Felix de Rooy en Norman de Palm (Cosmic) hadden zich al sinds de vroege jaren tachtig sterk gemaakt voor het multiculturele theater in Nederland. Hun inspanningen hadden echter maar beperkt effect gehad.

Tegentijd van Dansgroep Aya, seizoen 1989-1999. Foto: Ineke Oostveen/Hollandse Hoogte. Collectie TIN HRMNNH! (Kung Fu Hossel) van Made in da Shade, 2007. Foto: Pepijn van den Broeke. Collectie TIN Marathon van Theatergroep Dox, seizoen 2003-2004. Foto: Tjeerd Jansen. Collectie TIN

Breakdancen op Bach

Het is de Vlaamse theatermaker Alain Platel geweest, die de gevestigde Nederlandse theaterwereld definitief overtuigd heeft van de zeggingskracht van de urban arts. Met name de producties Bernadetje (Victoria, 1996, in samenwerking met Arne Sierens) en Iets op Bach (Les Ballets C. de la B., 1998) waren uiterst succesvol. In Iets op Bach bracht Platel zeer uiteenlopende performers bij elkaar. Op live uitgevoerde muziek van Bach betraden hangjongeren, geschoolde acteurs, breakdancers en professionele dansers het podium. Ze hadden allemaal hun eigen kleur en achtergrond en brachten ook allemaal hun eigen verhalen en bewegingstaal mee. Dat leidde in dit geval niet tot een aaneenschakeling van losse optredens, maar tot een versmelting van alledaagsheid en gecultiveerdheid, van hoge en lage (straat)cultuur. Kort daarna begonnen ook Nederlandse choreografen samen te werken met break- en hiphopdancers, dj’s en skaters. ZowelEd Wubbe (010 Point System, 2000) als Conny Janssen (Meet me, a dancer, 2001) maakten een productie samen met de Rotterdamse breakedancegroep 010 BBoyz. Krisztina de Châtel haalde Marco Gerris en een aantal andere skaters naar haar studio ( Dynamix, 2000). In 2006 maakten Het Nationale Ballet in de Bijlmer samen met de urban dance-groep Don’t Hit Mama de productie Zwanenmeer Bijlmermeer. Hierbij moet wel worden aangetekend dat het steeds om incidentele projecten ging. Tot blijvende samenwerking kwam het niet.

Affiche Bernadetje van Alain Platel, 1996. Collectie TIN Iets op Bach van Les Ballets Contemporaines de la Belgique, seizoen 1997-1998. Foto: Chris van der Burght. Collectie TIN Meet me, a Dancer van Conny Janssen Danst, 2001. Foto: Robert Benschop. Collectie TIN Dynamix van Dansgroep Krisztina de Châtel, 2000. Foto: Deen van Meer. Collectie TIN

Het succes van ISH

Marco Gerris en de urban arts hadden die gevestigde choreografen ook helemaal niet nodig. Gerris maakte na ISH nog een hele reeks voorstellingen waarin ook allerlei andere vormen van urban arts onderdak vonden: niet alleen skaten, hip hop en scratchen maar ook martial arts, videokunst, acrobatiek, balsporten, rap, en zelfs bungee jumpen. En hoewel de danscritici niet altijd enthousiast waren, was het succes ongekend. De zalen stroomden vol, juist ook met jong en allochtoon publiek. Optredens in Carré en internationale tournees waren het gevolg. 4-ISH was in 2006 zelfs twee weken op Broadway te zien. Gerris en zijn gezelschap – dat tegenwoordig opereert onder de naam Balls – worden zo langzamerhand dan ook beschouwd als volwaardige vertegenwoordigers van de Nederlandse, professionele dans. Gerris’ werk is al verschillende keren te zien geweest tijdens de officiële Nederlandse dansdagen en mede door zijn inbreng is het arsenaal aan bewegingen van de gemiddelde, Nederlandse danser enorm uitgebreid. Minstens zo belangrijk is dat hij zijn gezelschap een belangrijke sociale en educatieve functie heeft weten te geven. Vanaf 2004 konden jongeren van de straat terecht in ISH Institute om zich in hun kunsten te bekwamen en vervolgens op te treden in buurthuizen en op scholen. Ook dit heeft Gerris en de zijnen veel publiciteit en aandacht opgeleverd.


Dit is één van de canonteksten. Voor meer informatie zie: Canon van het Theater in Nederland