Canon:1935 - Intellectueel Ter Braak roemt revuester Buziau

Uit TheaterEncyclopedie
(Doorverwezen vanaf Canon:1935)
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: Intellectueel Ter Braak roemt revuester Buziau
Afbeelding: media:Repro-51xxxx304.183-1.jpg
Datum: 1935-05-21
Beschrijving: Ter Braak brengt zijn bewondering voor Buziau onder woorden in een recensie in Het Vaderland, waar hij als criticus aan verbonden is. Revue, theaterkritiek, de jaren dertig.
Tijdlijn(en): Tijdlijn van het Nederlands Theater
Perso(o)n(en): Menno ter Braak, Johan Buziau
Productie(s):
Gezelschap(pen):
Theater(s):

Canonlogo.jpgIntellectueel Ter Braak roemt revuester Buziau

Ter Braak brengt zijn bewondering voor Buziau onder woorden in een recensie in Het Vaderland, waar hij als criticus aan verbonden is. Revue, theaterkritiek, de jaren dertig.

Menno ter Braak – die te boek staat als een van de scherpste en invloedrijkste essayisten uit de Nederlandse literatuur – was in de periode 1933-1940 als redacteur Letteren en Kunst aan de Haagse krant Het Vaderland verbonden. In die hoedanigheid schreef hij bijna 600 artikelen over theater: recensies, beschouwingen en interviews. Op 21 mei 1935 schreef hij een enthousiast stuk over een optreden van Johan Buziau (1877-1958). Bepaald geen voor de hand liggende combinatie: de intellectueel Ter Braak en de lichtvoetige revuester Buziau. Maar Buziau was een ster van wereldformaat, die op één lijn werd gesteld met grootheden als Charlie Chaplin, de clown Grock en de Fratellini’s.

Portret van Johan Buziau, 1940. Fotograaf onbekend. Collectie TIN Buziau in een revue, 1940 Fotograaf onbekend. Collectie TIN

Professor Rikiri en de Revue

Buziau’s talent werd ontdekt in 1894, toen hij met vier anderen een acrobatennummer met een ladder opvoerde. Twee jaar later maakte hij zijn eerste buitenlandse tournee met een goochelparodie. Het personage Professor Rikiri dat tijdens die tournee geboren werd, werd een regelrechte hit. Toen de Eerste Wereldoorlog Europese tournees onmogelijk maakte, ging Buziau bij de revue. Revues waren aan het eind van de negentiende eeuw vanuit Frankrijk overgewaaid. Het ging om groots opgezette en rijk aangeklede programma’s waarin sketches, dialogen en monologen werden afgewisseld door variété – en zang- en dansnummers, begeleid door een groot orkest. Van oorsprong hadden de sketches en liedjes in revues een satirisch en actueel karakter. Zo werd in een van de eerste Nederlandse revues De Doofpot (1891) van August Reyding de slechte organisatie en het harde politieoptreden tijdens het bezoek van de Duitse keizer aan Amsterdam aan de orde gesteld.


Een uitzonderlijk talent

Buziau was al snel de centrale figuur in de revue’s van Henri ter Hall. Hij presenteerde gedurende de avond een hele reeks personages die hij met een onovertroffen meesterschap – in mimiek en stil spel - wist te treffen. Vaste ingrediënten waren daarbij zijn witgeschminkte gezicht, zijn rode neus en zijn hese stem. In zijn kostuums zaten vaak allerlei trucs en mechaniekjes verborgen die hij thuis op zolder zelf vervaardigde. In zijn recensie roemde Ter Braak onder meer Buziau’s vermogen om de suggestie te wekken dat hij werkelijk improviseerde, en om zijn vermogen om alledaagse dingen en de Nederlandse taal onwerkelijk te maken.

Het klimaat in de jaren dertig: Die Pfeffermühle

Ter Braaks stuk over Buziau bevatte een opvallende zin: ‘Vroeger waren het dikwijls de politieke grappen, die een revue kruidden en haar den eigenlijken smaak gaven; thans (nu de politiek te gevaarlijk is geworden!) is het … Buziau.’ Ter Braak verwees daarmee naar de gebeurtenissen in Duitsland, waar Hitler in maart 1933 de macht had overgenomen, en de gevolgen die deze hadden voor de podiumkunsten in Nederland. Omdat de Nederlandse overheid strikte neutraliteit nastreefde, waren anti-Duitse geluiden op het toneel uit den boze. Zo weigerde men in 1936 een werkvergunning aan Erika Mann en de leden van haar linkse cabaret Die Pfeffermühle, die Duitsland waren ontvlucht. Ter Braak nam daar scherp stelling tegen, maar tevergeefs. Dat de Duitse kwestie zeer gevoelig lag was ook een jaar eerder al gebleken, toen er enorme ophef ontstond rond de antifascistische voorstelling De Beul, door Albert van Dalsums Amsterdamsche Tooneelvereeniging. Ter Braaks stukken over Die Pfeffermühle werden door Erika Mann overigens gekarakteriseerd als ‘het mooiste, ernstigste, en aangrijpendste wat ooit over onze kleine daden is gepubliceerd’.

Die Pfeffermühle. Foto: N.V. Vereenigde Fotobureaux, 1935. V.l.n.r. Lotte Goslar, Igor Pahlen, Heinrich Ortmayer, Magnus Henning, Sybille Schloss, Erika Mann, Hans Sklenka, Thérèse Giehse. Collectie TIN

De erfgenamen van Buziau

De a-politieke Buziau– ‘ik ben pro-mens’ – speelde toen de oorlog ook Nederland bereikt had aanvankelijk gewoon door. Maar in 1942 zegde hij zijn medewerking aan de revue Sprookjesland op, uit angst dat het publiek zijn grappen als anti-Duits zou interpreteren. Daarvoor was hij in 1941 al eens ter verantwoording geroepen bij de Sicherheitsdienst. Het betekende het einde van Buziaus carrière. Hij zou na de Tweede Wereldoorlog niet meer optreden. De revue verloor na de Tweede Wereldoorlog steeds meer aan glans. Alleen Willy Walden en Piet Muyselaar (als de fameuze Snip en Snap) en later André van Duin wisten met hun revues nog een groot publiek te bereiken. De kunst van Buziau leefde vooral voort in de optredens van de cabaretier Toon Hermans.

Theaterkritiek na de Tweede Wereldoorlog

Ter Braak pleegde zelfmoord op de dag dat de Duitsers Nederland binnenvielen, maar zijn invloed is heel lang groot gebleven. Als het gaat over zijn artikelen over theater, kan Hans Gomperts als zijn directe erfgenaam worden beschouwd. Die ontving in 1959 de Pierre Bayle prijs voor zijn toneelkritieken in Het Parool. Andere toneelcritici die met deze prijs onderscheiden werden waren onder meer Ben Stroman (1967), Jac Heijer (1974), André Rutten (1981) en Hana Bobkova (1988). Ook de danscritici W.A. Wagenaar (1962), Ine Rietstap (1983), Luuk Utrecht (1976) en Eva van Schaik (1998) kregen hem. Daarmee is niet gezegd dat er geen andere critici zijn die een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Een geschiedenis van de Nederlandse toneelkritiek is echter nooit geschreven.


Dit is één van de canonteksten. Voor meer informatie zie: Canon van het Theater in Nederland