Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


Boudewijn de Groot is een Nederlands zanger en kleinkunstenaar, die vooral bekend staat om zijn sociaal geëngageerde en poëtische nummers. Veel van zijn liedjes, zoals Welterusten, Meneer de President (1966), Het Land van Maas en Waal (1966), Verdronken vlinder (1966), Als de rook om je hoofd is verdwenen (1968), Jimmy (1973) en Avond (1996), die hij in samenwerking met Lennaert Nijgh schreef, zijn uitgegroeid tot klassiekers.


Boudewijn de Groot heeft bijgedragen aan 20 productie(s).

Boudewijn de Groot heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Boudewijn de Groot heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Nonsens! Bewerking John van de Rest Theaterprodukties 1987/1988 17 november 1987 Dan Goggin
Nonsens Bewerking Fakkelteater 1989/1990 7 november 1989 Rufus Collins
Kom nou...alsjeblief Uitvoerende Gezelschappen Ronnie Potsdammer 1965/1966 1 januari 1966
Tsjechov Uitvoerende John van de Rest Theaterprodukties 1991/1992 27 september 1991 Eddy Habbema
Het dagboek van Anne Frank Uitvoerende Impresariaat Jacques Senf & Partners 1994/1995 21 januari 1995 Arda Brokmann
Tsjechov, de musical Uitvoerende Impresariaat Jacques Senf & Partners 1999/2000 19 februari 2000 Eddy Habbema
Hommage Lennaert Nijgh Uitvoerende Amsterdams Kleinkunst Festival 1999/2000 3 april 2000
Rocky over The Rainbow Uitvoerende Amsterdam Independent Theatre 2000/2001 16 juli 2001 Michael Diederich
De afscheidsmonologen Uitvoerende Bos Theaterproducties 2009/2010 12 november 2009 Leopold Witte
Met blijdschap geven wij kennis Muziek Gerard Cox & Frans Halsema 1968/1969 26 september 1968 Johan Verdoner
Cabaret Ramses en Liselore Muziek Ramses Shaffy 1971/1972 7 oktober 1971
Liesbeth List in concert Muziek Liesbeth List 1995/1996 12 september 1995 Liesbeth List
Ik ben blij dat ik je niet vergeten ben Muziek Olbe Produkties BV 1999/2000 21 oktober 1999 Wil van der Meer
Grote reizen, klein van stuk Muziek De Stilte 2000/2001 15 oktober 2000
Grote reizen, klein van stuk Muziek De Stilte 15 oktober 2000
Jeans 14: More Music Muziek Stichting Jeans 2004/2005 4 oktober 2004
De toeschouwer Muziek Freek de Jonge 2006/2007 28 februari 2007
Dromen... zijn bedrog Muziek Stichting Beeldenstorm 2009/2010 15 oktober 2009 Frank Lammers
Van A naar Z Muziek Freek de Jonge 2009/2010 16 maart 2010
De vergeten Twentse lente Muziek Senf Theaterpartners 2022/2023 26 april 2023 Liesbeth Coltof


Vroege jeugd

De Groot werd op 20 mei 1944 geboren in een Japans interneringskamp in Batavia (tegenwoordig Jakarta), voormalig Nederlands-Indië. Zijn moeder overleed in juni 1945 in het Japanse interneringskamp Tjideng. Na de oorlog, in 1946, keerde het gezin terug naar Nederland, waar de kinderen, Boudewijn, zijn broer en zijn zus, in verschillende gezinnen werden ondergebracht, zodat zijn vader kon terugkeren naar Indië. Zo kwam De Groot terecht in het gezin van een tante in Haarlem.

In 1951 keerde De Groots vader voorgoed terug uit Indië, waarna hij in Nederland hertrouwde. Het gezin werd herenigd in 1952 en vestigde zich in de César Franklaan te Heemstede. Hier maakte hij voor het eerst kennis met Lennaert Nijgh, die in deze zelfde straat kwam te wonen en vriendschap sloot met De Groots jongere stiefbroer Dirk. Beiden zaten ook op de Crayenesterschool, maar veel contact hadden de twee niet, daar De Groot een klas hoger zat dan Nijgh.

Na de lagere school ging De Groot naar de HBS op het Coornhert Lyceum in Haarlem. Hij had ondertussen gitaar leren spelen en maakte op school indruk met liedjes vanJaap Fischer en Jacques Brel. In de vriendengroep, die hij opbouwde op het lyceum, dook ook Nijgh weer op, die weliswaar op een andere school zat, maar voornamelijk optrok met leerlingen van het Coornhert Lyceum.

De Groot en Nijgh waren beiden geïnteresseerd in film en samen maakten zij in hun examenjaar, 1962, met enkele andere vrienden, een 8mm-filmpje getiteld Feestje bouwen, waarin Boudewijn onder andere een tweetal liedjes ten gehore bracht. Hierna schreven ze zich in op de filmacademie, waar zij beiden werden toegelaten.

De eerste opnames

Tijdens een van de huisvertoningen van De Groot en Nijghs filmpje, zag nieuwslezer Ed Lautenslager de opname. Hij was met name onder de indruk van de liedjes van De Groot en spoorde deze aan meer liedjes te schrijven, die hij dan aan een relatie bij Phonogram Records zou aanbieden. De Groot nam Nijgh in de arm als tekstschrijver, waarop het duo enkele nummers schreef.

Op 14 mei 1964 toog De Groot, met zijn akoestische gitaar, naar de Phonogram Studio's in Hilversum om een aantal nummers op te nemen. De nummers Strand en Sexuele voorlichting en Élégie Prenatale en Referein voor... werden op single uitgebracht, maar bereikten de hitlijsten niet. De platen werden uitgebracht onder het Decca label en leverden Boudewijn zijn eerste televisieoptreden in Kaberet Kroniek van Wim Ibo.

Hierop schreef De Groot zich in voor het talentenprogramma Nieuwe oogst. Hier kreeg hij een hoge waardering van de vakjury, die het nummer Élégie Prenatale roemde om zijn gedurfdheid, iets wat het publiek minder bleek te kunnen waarderen. Uiteindelijk ging André van Duin er met de hoofdprijs vandoor, voor zijn bandparodieact. De Groots eerste twee singles werden, samen met De morgen en Delirium opnieuw uitgegeven op een ep, die de titel Boudewijn de Groot meekreeg. Ook deze plaat bereikte de hitlijsten niet.

Op 9 september 1964 trouwde De Groot met Anneke Versteeg en op 27 december werd zijn eerste zoon geboren, Marcel de Groot. Om bij te verdienen nam De Groot een baantje bij De Bijenkorf in Amsterdam en presenteerde hij, onder het pseudoniem Marcel Oversteege, een jazzprogramma bij Radio Veronica.

De Groots handafdrukken in de Walk of Fame te Rotterdam.

Om een doorbraak te forceren, stelde producer Tony Vos voor enkele covers op te nemen. Eerst werd besloten de folk tradional Noordzee op te nemen met een strijkersarrangement. Dit leverde niet het verwachte succes op. Hierna kwam Vos op de proppen met A young girl of sixteen van Noel Harrison, wat op zijn beurt weer een beatbewerking was van Une enfant, een chanson door Charles Aznavour geschreven voor Edith Piaf. Het nummer, Een meisje van 16, bereikte begin 1966 nummer 23 van de Top 40. Op de b-kant prijkte De eeuwige soldaat, een vertaling van het protestlied Universal Soldier, van Buffy St. Marie, dat bekend was geworden in de versie van Donovan.

Bij het aanslaan van Een meisje van 16, werd besloten in allerijl een album uit te brengen. Op het album Boudewijn de Groot, dat eind 1965 verscheen, prijkten vijf nummers van de hand van Nijgh/De Groot. De overige zeven nummers waren covers van andere singer-songwriters, die flirten met beatmuziek, als The Kinks, Simon and Garfunkel, Bob Dylan en Donovan, waarvan hij twee nummers opnam.

In 1966 werd ervoor gekozen het nummer Welterusten Meneer de President op single uit te brengen. Het nummer, dat een aanklacht aan het adres van Lyndon B. Johnson was tegen de Vietnamoorlog, bereikte dat jaar de negende positie in de Top 40, waarmee De Groot zijn naam definitief vestigde.

Eerste succesperiode

In 1966 werden alle registers opengetrokken voor de vervolgplaat op Boudewijn de Groot, die Voor de overlevenden ging heten en in 1966 verscheen als elpee en fotoboek. Naast De Groot, Nijgh en Vos werd ook arrangeur Bert Paige toegevoegd aan het succesteam. Op de plaat schreef Nijgh zijn jeugdjaren van zich af, met nummers als Voor de overlevenden, Testament en Verdronken vlinder en schreef hij een cyclus liefdesliedjes voor een zekere Joke. De elpee kreeg een gouden en een platina plaat toegewezen en werd bekroond met een Edison.

Als eerste single werd gekozen voor Ken je dat land, dat in de lijn lag van de eerdere protestsingles. De single wist de hitlijsten echter niet te bereiken. Als tweede single werd gekozen voor het carnavaleske Het Land van Maas en Waal, dat in 1967 De Groots eerste, en tot nog toe enige, nummer 1 hit werd. Het nummer werd onder de naam Baldwin uitgebracht in Engeland, waar er een paar honderd van verkocht werden. Hierna bracht Decca een single uit van het nummer Onder ons, dat niet op het album terechtgekomen was.

Onder invloed van The Beatles' Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band wilden Nijgh en De Groot een ultieme hippieplaat maken. Het resultaat werd Picknick, waarop volop geëxperimenteerd werd met psychedelische teksten en muziek. De plaat werd enthousiast ontvangen en wederom bekroond met een Edison, een gouden en een platina plaat.

Als eerste single werd gekozen voor het titelnummer Picknick, als tweede single werd gekozen voor het duet Meester Prikkebeen, met de gewijzigde titel Prikkebeen, dat De Groot opnam met Elly Nieman. Dit nummer bereikte begin 1968 de negende plaats van de Top 40. Hierna volgde de single Waterdrager, een nieuw nummer dat niet op het album stond, aangevuld met b-kant Als de rook om je hoofd is verdwenen.

De Groot en Nijgh begonnen ondertussen steeds vaker voor andere artiesten te schrijven, waaronder Adèle Bloemendaal en Liesbeth List.

Een andere koers

Met Picknick had De Groot de grenzen van de Nederpop al een eind verlegd. Zijn nieuwe project moest die nogmaals naar een grotere hoogte brengen. De Groot schoof Nijgh aan de kant en besloot met Lucien Duzee, een vriend van de filmacademie, een filmisch verhaal op plaat te zetten. Op de plaat werd volop geëxperimenteerd met synthesizers, geluidseffecten en exotische instrumenten. De Groot werkte ervoor samen met gitarist Eelco Gelling van Cuby + Blizzards. Het verhaal, dat de titel Heksensabbath kreeg, ging over een heksenbijeenkomst en greep terug op vele oude mythologische namen en begrippen.

Nacht en ontij bevatte twee tracks: Babylon en Heksensabbath, dat verdeeld werd over het merendeel van beide kanten. Bij het album werd een fotoboek gevoegd. Bij de eerste persing werd ook nog een bonussingle van de rocknummers Wie kan mij nog vertellen en Aeneas nu meegeleverd, die in dezelfde sessies waren opgenomen.

Ondertussen toerde De Groot met zijn gitaar door het land, maar leek steeds meer in conflict te komen met het publiek, dat het geluid van de plaat verwachtte, in plaats van de akoestische versies van De Groot zelf. Ontevreden met het leven dat hij leidde, trok hij zich terug in een oude boerderij in Dwingeloo,.

Hierop besloot De Groot dat het tijd was voor een nieuwe stap in zijn carrière. Hij plande een serie afscheidsconcerten, met de beatband Names and Faces als begeleidingsband, en besloot een band op te richten onder de naam The Tower, met de bedoeling daarmee Engelstalig materiaal op te nemen. De band bestond naast De Groot uit Eelco Gelling van Cuby + Blizzards op gitaar, Jan Hollestelle op basgitaar, Jay Baar van Q65 op drums en Herman Deinum op toetsen, die allen als sessiemuzikanten al te horen waren geweest op Nacht en Ontij . Hun eerste single, In your life, bereikte begin 1969 de 20e plaats in de Top 40.

Samen met Simon Vinkenoog schreef De Groot nog een Engelstalige single, genaamd Captain Decker. Ook die werd uitgebracht onder de naam The Tower. Dit keer bestond de band naast De Groot en Gelling uit John Schuursma en Willem Schoone uit The Rob Hoeke Rhythm & Blues Group op gitaar en basgitaar, Hans Jansen op hammondorgel en piano en Kees Kraanenburg van The Jumping Jewels op drums. Deze tweede single bereikte de hitlijsten niet, waarop De Groot en Gelling hun samenwerking stopzetten.

De Groot zei het Engelstalige genre echter niet meteen vaarwel. Samen met Rick van der Linden van Ekseption begon hij een nieuw project, dat de naam Session kreeg. De single die het duo uitbracht, heette Moonstruck en had op de b-kant het nummer Ballad of a Minstrel. Het nummer kwam niet in de hitparade terecht, waarna het project weer werd ontbonden en Boudewijn het, samen met Lennaert Nijgh, weer eens in het Nederlands probeerde met de single Nachtwacht.

Ondertussen had Decca het 'afscheid van Boudewijn de Groot' aangegrepen om diens debuutplaat opnieuw uit te brengen onder de titel Apocalyps, plus een verzamelalbum met zijn grootste hits onder de titel Vijf jaar hits, alsook een aantal oude nummers op single uit te geven. Zo kwam het nummer Als de rook om je hoofd is verdwenen, in 1972, na vijf jaar, alsnog op eigen kracht in de Top 40 terecht. Na Vijf jaar hits bracht de platenmaatschappij ook Dubbel, twee uit, waarmee het oeuvre van De Groot gecomplementeerd kon worden.

De Groot zelf was ondertussen steeds vaker achter de knoppen in de studio te vinden, waar Phonogram hem, in afwachting van nieuw materiaal, producer had gemaakt van onder anderen Leon de Graaff, Kraaijeveld, Oscar Benton, Breakaway, Diana Vredenberg, Mini & Maxi en Don Rosenbaum.

Terugkeer

Na een korte periode achter de productietafel, nam De Groot weer contact op met Nijgh en werden er plannen gemaakt voor een nieuwe plaat. Bert Paige en Tony Vos werden weer opgetrommeld en Ruud Engelander werd als extra tekstschrijver toegevoegd aan het team. Het resultaat luisterde naar de titel Hoe sterk is de eenzame fietser. De eerste single Jimmy, genoemd naar zijn jongste zoon, bereikte de zesde plaats van de Top 40, zijn opvolger Tante Julia kwam niet verder dan de tipparade. De plaat werd bekroond met een Edison, een gouden en een platina plaat. Ondertussen speelde De Groot ook gitaar in de Amsterdamse rockband Tigers On Vaseline, waarmee hij twee singles uitbrengt. Phonogram bracht na het succes van de plaat een nieuw verzamelalbum uit: Boudewijn de Groot - Grootste hits.

Na de succesvolle comeback werd De Groot gevraagd ook de carrière van Rob de Nijs uit een dal te trekken. Samen met Nijgh ontpopte hij zich als drijvende kracht achter de comeback van De Nijs. Nijgh schreef teksten, die door De Groot op muziek werden gezet en werden gearrangeerd door Bert Paige. De Groot was vervolgens als producer verantwoordelijk voor het eindresultaat. Zo maakten zij in deze periode de plaat In de uren van de middag, met daarop de hits Jan Klaassen de Trompetter en Dag zuster Ursula, maar bijvoorbeeld ook een oude versie van Boudewijns latere succesnummer Avond. Later volgden hits als Malle Babbe, Mireille en Hé, speelman.

In 1974 produceerde De Groot de eerste single van Henny Vrienten, die werd uitgebracht onder de naam Ruby Carmichael en deed hij producties voor Conny Vink en CCC Inc.. Ook neemt hij een carnavalsversie op van Tante Julia samen met Nico Haak en de single Ik ben ik met een tekst van Ruud Engelander.

In 1975 besloot De Groot het weer over een andere boeg te gooien, door de productie van zijn nieuwe plaat in eigen hand te houden. In plaats van met Nijgh, ging hij zijn teksten schrijven met René Daalder. Het resultaat was een zeer persoonlijke plaat met kleine arrangementen, onder de titel Waar ik woon en wie ik ben, waarop De Groot onder meer over zijn moeder zingt in Nederlands-Indië en de tol van de roem. De plaat werd afgemixt in de Verenigde Staten en bevat bijdragen van Ernst Jansz] en Hans Hollestelle.

Na het verschijnen van de plaat reisde De Groot opnieuw naar Amerika, om hier enkele weken in Hollywood door te brengen en te werken aan nieuw, Engelstalig, materiaal. Na productieproblemen kwam hij met twee onklare nummers terug. Na zijn terugkomst ging hij op tour door Nederland en België, met onder andere Vrienten en Ernst Jansz in zijn begeleidingsband, die later verantwoordelijk zouden worden voor de successen van Doe Maar.

Hierna stortte hij zich weer op zijn producerscarrière. Eerst kwam de elpee Kijken hoe het morgen wordt van De Nijs, waarop De Groot verantwoordelijk was voor bijna alle nummers en de teksten verzorgd werden door onder andere Lennaert Nijgh en Ruud Engelander. Hierna richtte hij zich op de elpee Accent op Thérèse van Thérèse Steinmetz en Iemand die van je houdt van Willeke Alberti. Ook maakt hij voor het project Zing je moerstaal van de Boekenweek 1976 het nummer De kinderballade op een tekst van Gerrit Komrij.

Hierna ging hij weer terug naar Amerika om een cursus arrangeren te volgen en bleef ditmaal ongeveer een jaar weg. In zijn afwezigheid bracht de platenmaatschappij wederom een verzamelalbum uit onder de naam Het beste van Boudewijn de Groot.

De Amerikaanse periode

Toen hij in 1979 terugkeerde naar Nederland ondernam hij een uitgebreide tour door Nederland en België en nam vervolgens het album Van een afstand op. Op het album, dat begin 1980 verschijnt, staan weer enkele klassieke De Groot/Nijgh-nummers, zoals Tip van de sluier, dat op single wordt uitgebracht en gebruikt werd in de gelijknamige film van studiegenoot Frans Bromet, maar ook teksten van Ruud Engelander, René Daalder, Herman Pieter de Boer en Ernst Jansz. Op het laatste nummer laat hij zich bijstaan door zoons Marcel en Jim en op de voorkant van de plaat is dochter Caya te zien.

Boudewijn de Groot tijdens een optreden in 1982.

In de zomer van 1980 keerde hij wederom terug naar Hollywood, om de cursus arrangeren af te ronden en zich verder te bekwamen in het schrijven van filmmuziek. In 1981 kwam hij even terug om een intensieve tournee te doen door Nederland en België. Opnames van deze tournee werden op elpee uitgebracht onder de titel Concert. In 1982 keerde De Groot voorgoed terug uit Amerika.

Een nieuwe uitdaging lonkte toen hij door Phonogram Duitsland gevraagd werd een Duitstalige elpee op te nemen. Enkele oude nummers werden, vertaald, opnieuw gearrangeerd en in het Duits opgenomen, onder de titel Bo de Groot. De verwachtingen waren hoog gespannen, maar na slechte promotie van Phonogram in Duitsland stierf het project, na het verschijnen van het album, een stille dood. Ondertussen scoorde Hans de Booij een grote hit met Annabel, een nummer dat was blijven liggen bij de opnames van Van een afstand.

De Groot had ondertussen, in Amerika, gewerkt aan teksten voor zijn nieuwe project, waarvoor hij zich liet inspireren door de futuristische wereld van Blade Runner. In 1984 verscheen de plaat Maalstroom, die een heel ander, killer, geluid liet horen dan men van De Groot verwachtte. Alle nummers waren van zijn hand, op Vlucht in de werkelijkheid na, waarvan de tekst van de hand van Nijgh was en Code waarvan de muziek van Vrienten kwam. De Groot had de plaat zelf geproduceerd en gearrangeerd. De plaat maakte weinig indruk en bleef halverwege de hitlijsten hangen.

Na het mislukken van het Maalstroom-project besloot De Groot de popmuziek achter zich te laten. Hij ging literaire thrillers en detectives vertalen, onder andere een aantal boeken van Stephen King en Scott Turow en stelde voor de IKON een televisieserie samen over verschillende stromingen in de Nederlandse popmuziek. Ook ging hij samenwerken met Pim de la Parra, met wie hij op de filmacademie gezeten had, waarvoor hij enkele filmsoundtracks produceerde en de hoofdrol speelde in diens film Let the music dance. Daarnaast schreef hij de muziek van twee films van Paul Ruven en produceerde hij platen van The Shooting Party, Bram Vermeulen, Stef Bos en Rowwen Hèze.

In 1991 ging hij pas weer een nieuwe muzikale uitdaging aan, toen hij gevraagd werd om de rol van Anton Tsjechov op zich te nemen in de musical Tsjechov van Robert Long en Dimitri Frenkel Frank. In 1992 verschijnt een opname van de musical op cd. Tot 1993 stond De Groot in de theaters met Tsjechov. In 1993 heeft De Groot in het huis van Nijgh een ontmoeting met diens ex-vrouw Anja Bak, de twee kregen een relatie en trouwden in 1995. Dat zelfde jaar werd hij gevraagd voor de rol van Otto Frank in een toneelbewerking van het Dagboek van Anne Frank.

Hernieuwde belangstelling

Begin jaren 90 herstellen Nijgh en De Groot hun vriendschap. Ondertussen werd het oude materiaal van De Groot herontdekt door een jongere generatie. Deejay Jan Douwe Kroeske nam hierop het initiatief om in 1995 een tribute album uit te geven, waarop diverse artiesten nummers van De Groot speelden. Het animo voor de plaat was overweldigend en artiesten als The Scene, Arno Hintjens, Tröckener Kecks, Betty Serveert, Daryll-Ann, Rowwen Hèze, dEUS, Hallo Venray, De Dijk en The Nits namen een nummer op van Boudewijn. Het meest bijzondere nummer was de verborgen track aan het einde van het album, dat van de hand van De Groot zelf was: Een wonderkind van 50. Het nummer was een hernieuwde samenwerking tussen De Groot en Nijgh en bleek een voorproefje te zijn voor een nieuw album. In 1995 produceerde De Groot de cd Manen kweken van zijn zoon Marcel de Groot.

In 1996 verscheen De Groots nieuwe plaat onder de titel Een nieuwe herfst. De teksten waren voornamelijk van Nijgh, maar er waren ook teksten van Ruud Engelander, Herman Pieter de Boer en Harm Schepers. Wat opmerkelijk was aan deze plaat, was dat De Groot naast een serie nieuwe nummers ook een greep had gedaan in de nummers die hij voor anderen geschreven had, dit mede doordat de tekstschrijvers niet aan de vraag voor nieuwe teksten konden voldoen. Zo staan op dit album Kijken hoe het morgen wordt en Avond, die eerder werden opgenomen door De Nijs en Annabel en Vrolijke violen, die eerder werden opgenomen door De Booy. Ook maakte De Groot gebruik van oude teksten van Lennaert aangezien deze slechts met moeite aan nieuwe teksten toekwam.

De plaat werd opgenomen met onder andere Ernst Jansz, Jan Hendriks en Jan de Hont en werd gearrangeerd en geproduceerd door Jacob Klaasse. Het orkestrale geluid van de plaat deed weer denken aan het oude werk van De Groot en de plaat werd bekroond met een gouden plaat. Hetzelfde jaar deed De Groot een serie optredens met het Metropole Orkest onder leiding van Dick Bakker. Hij speelde hier een aantal van zijn hits en liet zich daarbij bijstaan door collega's als Jan Rot, Fay Lovski en dochter Caya.

Hetzelfde jaar was De Groot de eregast tijdens Nekka-Nacht van de Flanders Expo in Gent, waarbij diverse artiesten een hommage aan hem brachten. Ook verscheen er een oeuvrebox onder de titel Wonderkind aan het Strand, waarvan een dubbel-cd-versie, met een verzameling succesnummers, en een 4 cd-boxversie, met daarop divers bonusmateriaal als de Engelstalige singles en een bijgevoegd boek, uitkwamen. Ook besteedde de NCRV in het programma Classic albums aandacht aan het album Voor de overlevenden, waarop de plaat in geremixte versie werd uitgegeven, later zou Picknick volgen.

Hierop ging De Groot op tour met de band waarmee hij het album had opgenomen. De tour duurde al met al zo'n twee jaar en voerde De Groot langs de meeste grote concertzalen in Nederland en België. Aan het eind van de tour werd er een live dubbelalbum uitgebracht onder de titel Een hele tour waarop zowel het concert met het Metropole Orkest in de Amsterdamse Paradiso, als een bandconcert in de Gentse Vooruit stond.

In 1997 kwam de single Avond uit. Deze single wordt op de dag van vandaag nog gezien als de grootste hit van Boudewijn de Groot. In 2005 kwam het lied, na een oproep van Radio 2 diskjockeys om eens op een ander nummer dan het tot dan toe heersende Bohemian Rhapsody van Queen te stemmen, voor het eerst op nummer 1 in de Nederlandse Top 2000.

In 1998 werd De Groot beloond met een Edison voor zijn totale oeuvre en in 1999 werd hij, samen met Nijgh, benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 2000 kreeg hij, als eerste artiest, de Radio 2 Zendtijdprijs toegekend. Tijdens het eraan verbonden Gala van het Nederlandse Lied bracht een keur van artiesten, waaronder Acda en de Munnik, Gé Reinders en De Nijs, een ode aan De Groots oeuvre in Schouwburg Orpheus. Tevens verscheen er een dvd met opnames van Hele tour onder de titel Tour. Hierna ging Boudewijn terug de theaters in, waar hij zijn rol van Tsjechov herhaalde. In 2001 speelde hij de rol van verteller in de musical Rocky over the Rainbow, die mede is geschreven door De Groots zoon Jim.

Na het overlijden van Lennaert

In 2002 ging De Groot opnieuw met eigen werk op tournee. De band bestond voor het grootste gedeelte uit dezelfde muzikanten als die op Nieuwe herfst. De tour kreeg de naam Andere tijden mee. Voor het eerst in zes jaar werd er nieuw materiaal uitgeprobeerd, waaronder een aantal nummers die De Groot eerder schreef voor De Nijs en enkele teksten van Freek de Jonge. Een voorproefje werd gegeven met de mini-cd Andere tour, waarop de eerste resultaten te horen zijn. Ondertussen werkte De Groot aan een album, dat enkel teksten van Nijgh zou bevatten. Deze bleek grote moeite te hebben met nieuwe teksten op de proppen te komen. Eind dat jaar, op 28 november 2002, overleed Nijgh op 57-jarige leeftijd na een kort ziekbed. In 2003 hield De Groot een korte tour met het Limburgs Symfonie Orkest.

De Groot op Flikkendag 2004 met Andrea Croonenberghs en Evy Gruyaert.

In 2004 verscheen dan toch het nieuwe album. De Groot mocht voor het album gebruikmaken van de archieven van Nijgh en had, kort voor zijn dood, een aantal nieuwe teksten van hem gekregen. Andere teksten waren van de hand van Freek de Jonge, Jan Rot en Marcel Verreck. Dat jaar vierde De Groot zijn tiende studioalbum, zijn 40-jarig artiestenjubileum en zijn 60e verjaardag, dit vierde hij met een concertreeks onder de titel Eeuwige jeugd. Jacob Klaasse, die op de plaat verantwoordelijk was voor de arrangementen werd vervangen door Åke Danielson. Op 11 juli 2004 werd De Groot gelauwerd tijdens het slotconcert van de Vlaamse feestdag in Brussel, waarbij diverse Vlaamse artiesten een nummer van De Groot ten gehore brachten. Eind van het jaar trad hij wederom op met het Metropole Orkest (in theater Carré), dat concert werd live uitgezonden op Radio 2. Ook kreeg hij een rol in de VRT-serie Flikken, waarin hij een Nederlandse rechercheur speelt. Dat jaar eindigde hij ook op nr. 82 tijdens de verkiezing van De grootste Nederlander.

Op 27 november 2005 bracht De Groot in De Philharmonie in Haarlem een zes uur durende hommage aan Nijgh, door alle 76 liedjes die ze samen gemaakt hadden in chronologische volgorde te spelen. Datzelfde jaar werd de dvd van de Eeuwige Jeugd jubileumtour uitgebracht en een cd/dvd van een optreden uit 2003 in de Ancienne Belgique in Brussel onder de titel Een avond in Brussel live. In 2006 ondernam De Groot opnieuw een tour met het Limburgs Symfonie Orkest en was hij een van de zangers op de Soundtrack van de Nacht van Henny Vrienten, waarvoor hij het nummer Het jagen voorbij inbracht.

In 2006 werd het idee geboren om weer een kleine plaat te maken, met de band, zonder verdere orkestratie. Deze plaat werd opgenomen in Nederland en afgemixt in Nashville. De teksten op de plaat zijn afkomstig van De Groot zelf, Nijgh, Jack Poels, Freek de Jonge en Willem Wilmink. Op 19 januari 2007 werd de cd uitgebracht onder de titel Lage Landen. De plaat kwam op 3 februari 1 binnen in de albumlijsten, iets wat niet meer gebeurd was sinds Hoe sterk is de eenzame fietser. Na de plaat volgde een concertreeks waarvan de TROS op 27 oktober een registratie uitzond en de dvd Lage Landen: Tour 2007 verscheen.

Op 3 oktober maakte De Groot bekend dat hij een sabbatical zou nemen in 2008, om tot rust te komen van het vele touren. In september 2009 verscheen er een de 12 cd-box Boudewijn de Groot – Complete studioalbums & curiosa.

Op 29 mei 2016 werd Boudewijn de Groot door de burgemeesters van vijf gemeenten, Heumen, Wijchen. Beuningen. Druten en West Maas en Waal uitgeroepen tot Ere-ambassadeur van Het land van Maas en Waal. Tegelijk werd in het Cultureel Centrum D'n Bogerd in Druten een zaal naar de Groot genoemd. Het land van Maas en Waal is een van zijn grootste successen. Lennaert Nijgh schreef de tekst.

Externe links

Bronnen