Theo Mann-Bouwmeester: Repertoire - Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Theo Mann-Bouwmeester, 1895. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Theo Mann-Bouwmeester:


Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel

Eerste repetitie bij Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel, 1885. Fotograaf onbekend.

Op 1 september 1885 maakte Theo Frenkel de overstap van het Grand Théâtre van Van Lier naar de Stadsschouwburg van de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel. Ze speelde dezelfde rol in hetzelfde toneelstuk: Marguerite Gauthier. Wellicht dacht haar nieuwe werkgever dat dit een goede manier zou zijn om het publiek te laten wennen aan het idee dat de Theo Frenkel die ze nu in de Stadsschouwburg zagen, dezelfde was als de actrice die in het Grand Théâtre speelde.

In 1876 was de Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel door drie welgestelde heren opgericht: bankier, literator en toneelschrijver H.J. Schimmel, bankier Abraham Wertheim en G. van Tienhoven, de latere minister en burgemeester van Amsterdam. Hun doel was om met dit gezelschap hun ideeën over verheffing en ontwikkeling van het toneel in de praktijk te brengen. Er kwam bijvoorbeeld geen toneeldirecteur, maar een Raad van Beheer van gegoede burgers, die een zekere continuïteit moest veilig stellen. Door toneelminnende burgers bij elkaar te brengen, zou de bekwaamheid van de acteurs verhoogd worden, zouden schrijvers worden aangemoedigd nieuwe drama's te schrijven en zou de toneelkritiek gestimuleerd kunnen worden. Tevens wilden de drie oprichters het toneel op de kleine burgerman en de massa heroveren. Hun devies was 'beschaving'.

Om deze doelen te verwezenlijken had H.J. Schimmel in eerste instantie een paar jaar eerder, samen met Jan Nicolaas van Hall, 'Het Nederlandsch Tooneelverbond' opgericht. Eén van de meest concrete resultaten was de oprichting van de Toneelschool in 1874 in Amsterdam, behalve door het Verbond ook gefinancierd door koning Willem III. De koning bevond zich ook regelmatig onder de bezoekers van voorstellingen van Het Nederlansch Tooneel in Den Haag en in 1881 verleende hij het gezelschap het predikaat 'Koninklijk'.

De Koninklijke Haagsche Schouwburg was de thuisbasis van de Koninklijke Vereeniging 'Het Nederlandsch Tooneel', maar het gezelschap speelde ook in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Daar zorgde de Vereeniging ervoor dat een Nederlandse variant ontstond naar het grote voorbeeld van nationaal toneel van de Comédie Française.

Net als haar broer Louis Bouwmeester, die de overstap al in 1879 had gemaakt, paste Theo Frenkel, met haar volkstoneel-achtergrond perfect binnen de doelstellingen van de oprichters van Het Nederlandsch Tooneel. Broer en zus lieten zien dat zich schor schreeuwende volksacteurs zich wel degelijk konden ontwikkelen tot invoelende en verfijnde toneelspelers. Theo Frenkel oogstte succes in voorstellingen als Deborah, Maria Stuart, La Tosca en Francillon waarin zij hartstochtelijke heldinnen vertolkte. Dáár leek haar kracht te liggen. Met uitzondering van haar vertolking van Maria Stuart waardeerden de recensenten haar minder in klassieke rollen als Lady Macbeth en Badeloch. Ze was groot geworden in de romantische speelstijl, maar zelf had ze al jaren genoeg van de romantische 'draken'. Het publiek en de leiding van het gezelschap konden er echter geen genoeg van krijgen. Toch kreeg ze ook regelmatig de kans zich nieuw repertoire eigen te maken. Haar Rosa Bernd van Gerhart Hauptmann uit 1903/1904 wordt tot één van haar beste en meest doorvoelde rollen uit haar hele loopbaan gezien.

Theo Mann-Bouwmeester in de rol van Margaretha Gauthier, KVHNT. Jaar en fotograaf onbekend. Collectie TIN. Theo Mann-Bouwmeester als Hana Schäl in Voerman Henschel, 1904. Fotograaf onbekend. Collectie TIN. Theo Mann-Bouwmeester in Jephta of offerbelofte, 1903. Fotograaf onbekend. Collectie TIN.


Naarmate Theo Frenkel, die zich na haar huwelijk met Gottfried Mann in 1899 Theo Mann-Bouwmeester was gaan noemen, ouder werd, kreeg zij steeds minder hoofdrollen toebedeeld. Desondanks toonde zij zich flexibel en speelde ze ook steeds vaker, en op indrukwekkende wijze, kleinere rollen. Toch eindigde haar 35-jarige verbintenis aan De Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel in een desillusie op zakelijk gebied. Het haar toegezegde pensioen werd ingetrokken wegens haar deelname aan de spelersstaking op 4 januari 1920. De hele kwestie leidde zelfs tot een gang naar de rechter. Uiteindelijk kreeg ze haar pensioen, al was het maar voor een paar jaar. Daarna sprong, opnieuw na het nodige gedoe, de gemeente Amsterdam bij. De hele zaak had haar echter een passend afscheid ontnomen. Het stille afscheid pastte haar niet na een indrukwekkende carrière van zestig jaar. "Ik moest mijn publiek vaarwel zeggen, nog eenmaal het middelpunt zijn, nog eenmaal die stampvolle zalen zien, het succes genieten, triomf behalen en dan, eerst dan, de rust." Haar echte afscheid nam ze dan ook vijf jaar na haar afscheid bij de Vereeniging, met een zelf georganiseerde tournee door het land.

1885-1890

Zie: Theo Mann-Bouwmeester: Repertoire - Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel - 1885-1890

1890-1897

Zie: Theo Mann-Bouwmeester: Repertoire - Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel - 1890-1897

1897-1905

Zie: Theo Mann-Bouwmeester: Repertoire - Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel - 1897-1905

1905-1915

Zie: Theo Mann-Bouwmeester: Repertoire - Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel - 1905-1915

1915-1918

Zie: Theo Mann-Bouwmeester: Repertoire - Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel - 1915-1918

1918-1922

Zie: Theo Mann-Bouwmeester: Repertoire - Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel - 1918-1922