Ramses Shaffy: Biografie - Leven

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg


Ramses Shaffy, begin jaren zestig. Foto: Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Ramses Shaffy:


Leven

Didi Snellen (Ramses Shaffy), ca. 8 jaar oud. Collectie Mariëtte Landheer.

"Toen mijn moeder mij verliet, dat was of mijn eigen leven aangevallen werd. Het ontwikkelde een enorme kracht in mij." (Geciteerd uit: Jij bent mij zo lief van Ramses Shaffy en Sylvester Hoogmoed, Gent 2009) Shaffy refereert aan wat er gebeurde toen hij zes jaar oud was. Zijn moeder Therèsa, met wie hij in een hotel in Cannes een vrij en ongecompliceerd leven leidde, werd ziek, besloot dat ze niet meer voor haar zoon kon zorgen en stuurde hem, zonder verdere uitleg, naar familie in Nederland. Onbegrijpelijk en niet te verteren voor een kind van zes.

Hij kwam terecht in een koud land waar hij niemand kende en waar de mensen een taal spraken die hij niet verstond. In het kindertehuis waar hij tijdelijk woonde, joeg hij de andere kinderen en de nonnen schrik aan met zijn onstuimige woedeaanvallen, waarin hij alles wat hem voor de voeten kwam, kapot wilde maken. Ondanks dat hij al vrij snel bijzonder liefdevol werd opgenomen in het gezin van de familie Snellen, bleef de woede bij vlagen bovenkomen. Een sluitende verklaring voor wat zijn moeder hem had aangedaan, was er niet en zou er nooit komen. Zijn pleegouders, Roos en Herman Snellen, keken in het kindertehuis door het boze jongetje heen en zagen een vrolijk kind, lief, moedig en levenslustig. Eenmaal opgenomen in hun gezin zagen ze het bijzondere muzikale talent waarover de jonge Ramses, toen nog Didi geheten, beschikte, en wakkerden het aan. Maar onstuimig, onhandelbaar en woedend bleef hij ook en zou hij altijd blijven. "Ik ben in bepaalde opzichten ontstellend sterk en hard. Dat komt omdat ik getraind ben in alle teleurstellingen die er bestaan en heel jong al." (uit: Jij bent mij zo lief van Ramses Shaffy en Sylvester Hoogmoed)

Ramses Shaffy, jaren '60. Foto: Ton Janssen. Collectie: Steve Austen.

Ramses Shaffy had een groot hart, hij hield van het leven, hij hield van mensen, en mensen hielden van hem. De levenslust die hij uitstraalde was aantrekkelijk en aanstekelijk. Vrienden en geliefden, familie en kennissen, vakgenoten, bewonderaars en onbekenden, hij had ze allemaal om zich heen. Velen kwamen en gingen, maar Shireen Stroker, Kitty Courbois, Liesbeth List, Joop Admiraal en de familie Snellen zijn enkele standvastige bakens geweest in de woeste zee die Shaffy's leven vaak was. De band die zij met hem hadden was duurzaam en kon tegen een stootje. Dat laatste was nodig, want behalve charmant, aantrekkelijk en levenlustig kon Shaffy ook onmogelijk zijn, grillig, opvliegend, agressief en onrust schoppend, aangewakkerd door de grote hoeveelheden drank en drugs die hij lange tijd dagelijks tot zich nam. "Als ik dronken ben, staat er een totaal ander mens in mij op. Ik hou hem niet tegen. Maar ik ken die man niet. Ik weet dat hij agressief en opdringerig is, een vochtige oogopslag en een scherpe tong heeft. Diabolisch noemen de mensen me dan. Als ik dronken ben... dan kijkt één oog naar God, het andere naar de Duivel."(uit: Jij bent mij zo lief van Ramses Shaffy en Sylvester Hoogmoed)

Eind jaren zeventig dronk Shaffy zoveel, en combineerde hij dat bovendien met excessief gebruik van drugs in alle soorten en maten, dat hij geen voedsel meer binnen kon houden. Na een voorstelling in Arnhem was hij er zo slecht aan toe, dat hij acuut moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Nadat hij daar ook nog eens een epileptische aanval kreeg werd een scan van zijn hoofd gemaakt. Pas toen hij de foto van zijn hersenen, met de zwarte vlek erin die door drank en drugs veroorzaakt was, onder ogen kreeg, heeft hij de knop om kunnen draaien en kon hij de drank laten staan. De sterke drank althans, wijn begon hij na enige tijd toch weer te drinken, en blowen was hij ook blijven doen.

Portret van Ramses Shaffy 367039.jpg Portret van Ramses Shaffy en Liesbeth List 367040.jpg

Links: Ramses Shaffy, 1980. Foto: Wouter van Heusden. Rechts: Ramses Shaffy en Liesbeth List, 1980. Foto: Max Koot. Collectie TIN.


Desalniettemin leek hij in 1980 uit zijn as herrezen. In 1981 bleek hij in de ban van Bhagwan geraakt, en woonde enkele jaren in Bhagwan communes in Poona (VS), Heerde en Egmond. Hij concentreert zich volledig op meditaties en therapieën, maar neemt wel zijn vleugel mee. Buiten de communes treedt hij echter nog nauwelijks op. Liesbeth List over deze tijd: "Als je zijn teksten analyseert kun je zeggen dat ze steeds gaan over dat wat Bhagwan verkondigt: zing - vecht - huil - niet zonder ons, we zullen doorgaan, kijk omhoog! Het is toch iets dat Ramses altijd al in zich had, al besefte hij toen nog niet dat die filosofieën ook te vinden zijn bij bijvoorbeeld Krishnamurti, Bhagwan en Jezus Christus. Als ex-alcoholist had Ramses iets nodig en omdat hij het al in zich had, werd-ie aanhanger van Bhagwan. Anders was hij misschien Jezus-freak geworden." (Geciteerd uit: Kick van der Veer en Hilde Scholten, We zullen doorgaan. Ramses Shaffy, een leven in liedteksten, Amsterdam 1994)

In 1984 laat Shaffy het communeleven achter zich en gaat weer aan het werk, eerst op het toneel, daarna ook weer met nieuwe liedjesprogramma's. Deze slaan niet direct aan, de teksten zijn nog teveel van Bhagwan doordrenkt om bij zijn oude publiek aan te slaan. Hij concentreert zich vooral op een aantal toneelrollen, en zal later, solo en in programma's samen met Liesbeth List, ook zingend het grote publiek weer aan zich binden.

Zijn leven lang werden periodes van uitbundig genieten afgewisseld door periodes van melancholie, eenzaamheid en wanhoop. "Begrijp me goed: melancholie maakt me intens gelukkig. Het heeft misschien te maken met mijn Slavisch levensgevoel. God, ik kan mijn geluk vaak niet op. De godganse dag loop je daarmee rond in je lijf. Dat wordt afgewisseld door perioden van grote neerslachtigheid. Het hoort erbij, maar dat wil niet zeggen dat het leven je dan zinloos voorkomt, want je weet dat het geluk weer ligt te wachten. Om dat geluksgevoel te bestendigen, gebruik je drank en drugs. Er zijn mensen die dat zien als een vlucht uit de werkelijkheid. In mijn geval is niets minder waar. Ik gebruikte juist om me meer mens te voelen, de volheid van het leven te ondergaan. De ellende is alleen dat je er lichamelijk van aftakelt." (uit: Jij bent mij zo lief van Ramses Shaffy en Sylvester Hoogmoed)

Graffiti: Portret van Ramses Shaffy op het Sarphatihuis in Amsterdam, 2010. Foto Radboud Kuypers.

Die aftakeling was de belangrijkste reden waarom Ramses Shaffy de laatste jaren van zijn leven doorbracht in het Sarphatihuis in Amsterdam. Documentairemaker Pieter Fleury, in de jaren zestig buurjongetje van Ramses Shaffy en Joop Admiraal in de 3e Weteringdwarsstraat, maakt in die tijd een filmportret van Shaffy. Waarom hij precies in het verzorgingstehuis terecht is gekomen wordt niet duidelijk, ook niet voor Shaffy zelf: "Dat weet ik allemaal niet, en ik hoef het ook niet te weten". Hoewel intussen bejaard, is Shaffy in het Sarphatihuis nog altijd flamboyant, innemend, scherp en gevat. Hij geniet van de bezoekjes die zijn vrienden hem brengen, met een flesje wijn onder de arm, en lijkt het leven te nemen zoals het is. Hij heeft het in veel interviews verteld, en benadrukt het ook nog eens in de film, aan terugkijken heb je niet zoveel, evenmin als in de toekomst kijken, het gaat om het nu. "Niet terugkijken of vooruitblikken is een kunst - dat moet je echt leren". (uit: Jij bent mij zo lief van Ramses Shaffy en Sylvester Hoogmoed)

Op 1 december 2009 overlijdt Ramses Shaffy aan de gevolgen van slokdarmkanker. Vijf dagen daarvoor, op 27 november, speelde hij nog op de vleugel bij de uitreiking van de Laurenspenning aan Sander de Kramer in de Sint Laurenskerk in Rotterdam. Daar kreeg hij zijn laatste applaus.

Sylvester Hoogmoed schreef twee biografieën over Shaffy: in 2012 verscheen ‘We zien wel’ en in 2019 kwam ‘Door alles been’ uit.

Eerbetoon

Ramses Shaffy werd onderscheiden met de Edison (1967), de Louis Davidsprijs (1971), een Gouden Harp van de Stichting Conamus (1980) en de Blijvend Applaus Prijs (2002).

Musical Ramses

Op 1 december 2011, Precies twee jaar na het overlijden van Ramses Shaffy, is de musical Ramses in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag op feestelijke wijze in premiere gegaan. Dit was een productie van Albert Verlinde Entertainment.

Nalatenschap Ramses Shaffy

De nalatenschap van de in 2009 overleden acteur, zanger en tekstdichter Ramses Shaffy is in 2012 in bruikleen gegeven aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Jacques Klöters is, als voorzitter van de Stichting Ramses Shaffy Fonds voor Jonge Kunstenaars, verantwoordelijk voor het beheer van deze collectie.

Klöters: "In overleg met conservatoren van de UvA hebben wij een zorgvuldige selectie gemaakt van manuscripten, brieven, foto’s, tekeningen en schilderijen, elpees en bandopnamen, kostuums, programmaboekjes en zelfs de vleugel waarop Shaffy veel van zijn liedjes heeft gecomponeerd. Deze hele collectie is inmiddels overgebracht naar de depots van de Bijzondere Collecties. Het materiaal wordt daar onder goede omstandigheden bewaard en zal beschikbaar komen voor studenten en onderzoekers en voor tentoonstellingen en presentaties."

De kostuums en theatrale objecten van Ramses Shaffy kregen een plaats in de collectie van Theater Instituut Nederland. Deze collectie is sinds 2013 echter eveneens in beheer bij de Bijzondere Collecties van de UVA.