Mary Dresselhuys: Volgens Mary Dresselhuys

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Mary Dresselhuys. Foto: Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Mary Dresselhuys:


Volgens Mary Dresselhuys

Mary Dresselhuys is in de loop van haar lange carrière vele malen geïnterviewd voor kranten, tijdschriften, radio en televisie. Via het hoofdstuk "Audio" kunt haar zelf aan het woord horen en onder het hoofdstuk "Video" kunt u haar zien en beluisteren.

Hieronder kunt u enkele van haar memorabele uitspraken uit de gedrukte media lezen.

Mary Dresselhuys, 1934. Foto: Godfried de Groot. Privécollectie. Mary Dresselhuys, 1965. Foto: Jutka Rona. Collectie TIN. Mary Dresselhuys, 1987. Foto: Albert Roosenburg. Collectie TIN.

Over het kiezen van stukken

Op de vraag waaraan een stuk dat Mary Dresselhuys kiest moet voldoen antwoordt ze:

"Een stuk in de vrije produktie moet niet te groot bezet zijn, anders kom je financieel niet uit. Dat is dus de eerste norm, het moet een stuk met een kleine bezetting zijn. Daarna kijk ik naar en kies ik op de speelbaarheid van een stuk. Ik zoek naar een stuk, zo egoistisch ben ik wel, met een goede rol voor mezelf. Die zijn er niet zoveel."

"De keus is dus zeer beperkt, want ik kies natuurlijk het liefst een echt goed stuk, zoals Herfst in Riga dat bijvoorbeeld was. Herfst in Riga werd een zeer bijzondere belevenis omdat het door Peter Oosthoek zo geweldig geregisseerd is. Het werd door zijn regie hier veel uitzonderlijker dan in Londen en Parijs. Peter heeft het uit het naturalisme getild, dat gaf het iets heel aparts."

bron: De Volkskrant, 25 oktober 1980

Over het doorspelen in de oorlog

"We hadden matinees in het Centraal Theater, omdat we 's avonds niet meer over straat mochten, en dan bezorgde de brandweer ons vier autolampen op accu's, dat waren van die glazen accupotten, met dat gemene zuur erin, en die stonden dan op de ombouw en beschenen op die manier het toneel. De mensen kwamen allemaal met reisdekens en handschoenen aan, en bij wijze van applaus trappelden ze. Dat was een heel mooi geluid, herinner ik me nu, als een zaal begon te roffelen. Want klappen met handschoenen aan, dat klonk niet."

"Dat Centraal Theater deed de moffen totaal niets. We hebben nooit één mof in de zaal gehad. Er kwamen er wel aan het loket, maar dan zei de bureaulist: Kein tanzen, kein Mädchen und kein singen, en dan waren ze al weer weg. We hebben wel een keer één avond een voorstelling moeten geven voor de NSB, maar dat hebben we geweigerd. Cees Laseur, mijn man toen, is naar Den Haag gegaan en heeft uitgelegd dat we dat vertikten. En dat had geen consequenties. Het is gewoon afgelast. De moffen vonden het ergens wel leuk, geloof ik, om de NSB'ers wat te verbieden."

bron: Panorama, nr. 4-17

Over doodgaan

"In Harold en Maude speelde ik een vrouw die op haar tachtigste met champage en pillen afscheid neemt van het leven. Ze wil niet naar een bejaardentehuis, het is een heel vrijgevochten mens dat totaal niet dramatisch doet over haar einde. Ik vind dat een superbe manier van euthanasie. Zo mag het voor mij ook gaan. Geen poespas en een begrafenis in doodse stilte."

bron: HP/De Tijd, 11 april 1997

"We hebben het veel over doodgaan, Jons en ik. Ja, je hoopt allebei heel egoïstisch dat je het eerst gaat. Ofschoon ik het vreselijk zonde zou vinden, omdat we ons nog zo goed voelen. We zijn tamelijk vrolijke mensen. Zelfs Jons, die geen lachebek is wat het wereldgebeuren betreft, kan toch heel blij zijn met wat we elke dag nog hebben. Je krijgt ook een zekere wijsheid om met mekaar om te gaan."

"Het geneert ons totaal niet om over doodgaan te praten, dat doen we heel gemakkelijk. De grootste angst is niet zozeer de daad als wel de manier waarop. Het is dichtbij, dat weten we. We willen allebei verbrand en geen poespas. Geen grote begrafenissen, niks. Van een acteur, vind ik, moet niets over blijven. Een acteur is er zolang het er is en daarna is het weg. Van ons blijft niets over. Ik heb ook geen plakboeken of albums met dingen."

bron: Elseviers Magazine, 15 november 1980

Over haar liefde voor Jons en nieuwsgierige andere mannen

"Als ik naar andere actrices kijk, dan heeft mijn huwelijk met Jons verreweg het langst stand gehouden. Ik ben veertig jaar getrouwd geweest en dat is heel bijzonder in de toneelwereld. Daar waren we ook erg trots op. Ach, al die amoureuze verhalen, zou het er in de buitenwereld veel anders aan toe gaan dan bij het toneel? Ik heb er in ieder geval nooit zoveel van meegemaakt. Natuurlijk vond ik het enig als acteurs verliefd op me waren. En de regisseurs, dat was nog heerlijker. Het verwarmt de samenwerking. Maar ik deed er niks mee, want ik hield van Jons."

"Ik wou die mannen helemaal niet, maar dat werkte juist weer extra prikkelend. Ik weet nog goed dat ik met Guus Oster van een voorstelling naar huis reed en vroeg of hij me wilde afzetten bij De Koepel. Dat was een nachtclub voor artiesten en non-artiesten op de Leidsekade. Enfin, Guus begon voor de zoveelste keer avances te maken en ik zei: 'Guus schei toch uit, wat wil je nou toch?' Hij antwoordde: 'Ik ben zo nieuwsgierig.' Wat een dooddoener! Ik had nog nooit iets gehoord waarmee je een vrouw sneller het dak op kon jagen. Nieuwsgierig, nieuwsgierig! Ja, ja, om later in de kleedkamers te kunnen vertellen: 'Nu weet ik hoe Mary in bed is.'"

bron: HP/De Tijd, 11 april 1997

"Mannen zijn niet onmisbaar maar we moeten ons tenslotte - met mate, oh zeer zeker met mate - vermenigvuldigen hè? En in de jaren daarvoor en in de jaren daarna - en bij alles er om en er an - is de man in mijn leven onmisbaar. Tot nog toe."

bron: Algemeen Handelsblad, 28 februari 1964

Over de irritatie die ze soms bij het publiek en de critici opwekt

"Sommigen noemen mij bekakt. Maar bekakt betekent dat ik me zou aanstellen. Nou, dat is helemaal niet waar. Mijn stem schiet van nature van hoog naar laag. Ik heb eens een zangleraar gehad en die zei: 'Je moet je er helemaal niet dik over maken, er is niks aan te doen.' Hij beweerde dat ik twee noten in het middenregister miste. En dat is niet bekakt. Dat is reuze zielig! Toneelcritici noemen dat geërgerd 'maniertjes'. Maar je kunt je stem, je handen, je ogen, je eigen gezicht niet wegmoffelen. Of je moet Het spook van de opera gaan spelen."

"Elke avond moet je gewoon denken: twintig procent van de zaal vindt mij irritant of vervelend. Dat zijn de binnenlopers. Maar dat vind ik helemaal niks erg, dan hoeven ze de volgende keer tenminste niet meer te komen. En die overige tachtig procent wint het toch wel met het applaus."

bron: HP/De Tijd, 11 april 1997

Over jaloezie en aangebrande runderlapjes

"Afgunst heb ik bijna nooit gekend. Ja, Ank van der Moer wilde wel eens rollen van mij, maar ik nooit van haar. Ik weet nog wel dat ik bij de Nederlandse Comedie dolgraag Jeanne d'Arc wilde spelen, maar Johan Meester had Ellen Vogel al gevraagd, die zat ook in de troep. Dat vond ik wel jammer, maar ik zei het tegen niemand."

"Misschien was er wel veel jaloezie, maar merkte ik er niets van omdat ik altijd zo egocentrisch met mijn rol bezig was. En kijk, in de Amsterdamse Schouwburg kreeg ik op een gegeven moment een eigen kleedkamer. Helemaal achter in de gang. Heerlijk! Alleen! Veel vrouwen vinden het niet leuk om alleen te zitten, maar ik wel. Al dat huishoudelijk geklets over de runderlapjes die zijn aangebrand of de paarse jurk die zo tegenvalt, daar moest ik niets van hebben voor de voorstelling."

bron: HP/De Tijd, 11 april 1997

Over de wil om actrice te worden

De ouders van Mary Dresselhuys begrepen niet dat hun dochter actrice wilden worden:

"Ze dachten thuis echt dat ik gek was geworden. Ik begreep mijn ouders best, ik begreep hen zelfs veel beter dan zij mij. Maar ik wist ontzettend goed waar ik aan begon. Ik wou spelen dat ik iemand anders was en ik wilde dat de toeschouwers dan ook geloofden dat ik iemand anders was. Dat vond ik ook zo fantastisch toen ik als klein meisje Het krekeltje achter de haard zag. Ondanks dat ik er niets van begreep, zag ik wat voor een feest het was om een paar uur een ander te mogen zijn, welke een betovering dat teweegbracht."

"Het had niets te maken met dat ik ontevreden met mezelf was, of ongelukkig. Helemaal niet. Ik ontdekte plotseling dat je er als actrice iets extra's bij kreeg in het leven. Tegen mijn vriendinnetje op straat zei ik: 'Je moet nu tegen me zeggen dat ik Enny Vrede ben en vragen waar ik naartoe ga.' Dan antwoordde ik: 'Ik ga naar de repetitie van Het krekeltje achter de haard.' Ze begreep er natuurlijk niets van. Ik kon het haar ook niet uitleggen. Daarvoor was het allemaal te ingewikkeld. Maar ja, ik was toen pas elf, hoor."

bron: HP/De Tijd, 11 april 1997

Over leeftijd

"Tegenwoordig staat acher iedere naam tussen haakjes keurig de leeftijd vermeld. Dat was vroeger helemaal niet zo. Ben je mal, niemand wist hoe oud je was. De troep natuurlijk wel, maar het publiek niet. Het was ook beter om je leeftijd te verbergen, anders nam je een illusie weg. Je moet niet vergeten dat ik, toen ik dertig was, nog jonge schoolmeisjes van zestien speelde. Daar was ik wel eens woedend over, hoor. Nog vreselijker vond ik het om op mijn vijftigste vrouwtjes van dertig te spelen. Maar ja, ik kon het wel hebben. Je moest voor de oorlog eens zien door welke dikke matrones al die meisjes van achttien werden gespeeld. Goeie actrices hoor, maar dik, dik! Het leek nergens op! Oer-ver-ve-lend. Ik was nog niet aan het toneel, maar zat in de zaal wel al te denken: dat ga ik later anders doen."

"Het is trouwens veel makkelijker om iemand te spelen die jonger is dan iemand die ouder is dan jezelf. Die leeftijd heb je immers zelf al meegemaakt, je weet precies hoe het was. Bij oudere rollen mis je die ervaring. Ik moest eens een stokoude gravin spelen en Johan de Meester, de regisseur, zei: 'Ik wil niet dat je je gezicht overdreven oud maakt. Je moet het van binnenuit voelen.' Hij had al een beetje van die moderne ideeën."

bron: HP/De Tijd, 11 april 1997

Over spelen voor televisie

Op de vraag 'Hoe vindt u spelen voor de televisie, mevrouw?' antwoordt Mary Dresselhuys:

"Oh, ja, nou moet ik duidelijk zijn met mijn antwoord. Een paar keer per jaar: heel fijn. Het is natuurlijk héél anders dan toneel. Je moet je stijl meestal veranderen. Voor een zaal mensen moet je jezelf vergroten, je stem moet ver reiken, je moet jezelf soms van binnen verdubbelen als het ware. Voor de televisie dient alles verkleind te worden: je emoties, je expressies. Je moet jezelf halveren. Maar het is spannend, vooral omdat het maar één keer gaat en het dan meteen goed moet zijn. Als ik bezig ben vergeet ik de kijkers.

Maar toen we laatst Nina voor TV deden en ik een scène niet op was en achter in de studio stond te kijken, vond ik alles net een nachtmerrie: héél in de verte, in een kamertje, in fel licht, zaten Henk Rigters en Guus Oster en tussen hen en mij in bewogen zich geruisloos vier af en aan rijdende camera's met vier zwijgende mannen zonder gezichten daarop. Drie zwijgende mannen met hengels. Diverse zwijgende mannen verlegden of verhingen voortdurend kabels. Een zwijgende fotograaf zat iedere vijf minuten ergens anders geruisloos te fotograferen. Tussen dat alles door liep kris kras een zwijgende, zeer druk bezig zijnde floor manager. En héél in de verte Henk en Guus, als in een klein aquarium, met overal donkere, bewegende, zwijgende octopussen om hen heen.

En ineens realiseerde ik me hoe ongewapend en overgeleverd acteurs tegenover die miljoen kijkers zitten. En ik dacht: als ik hier nog langer blijf staan, durf ik niet meer op. En drie minuten later ben je het vergeten en spring je onbekommerd ook in het aquarium..."

bron: Elseviers Weekblad, 14 oktober 1961

Over de voorbereiding op een rol

"Ik ga heerlijk achter mijn bureau zitten en ik begin aan mijn rol te werken. Ik léér mijn rollen nooit. Ik ga een beetje zitten peuteren. Op een goede dag probeer ik op een repetitie eens een akte zonder rol. Vrolijke stukken liggen mij het best. Ik ben uitgesproken een comedienne, beslist geen tragedienne."

"Veel last van mijn zenuwen heb ik niet als ik speel. Wel de laatste uren voor een première, als ik thuis ben. Dan ben ik gewoon misselijk. Ik schijn voor mijn omgeving ongenietbaar te zijn. Ze laten me dan ook al gauw alleen. Ik ga heel vroeg naar de schouwburg. Minstens een half uur van tevoren ben ik al helemaal geschminkt en gekleed. En dan opeens is het over. Ik voel me heerlijk. En dan krijg ik zo'n zin. Alleen die kriebelhoest is naar, die mij nu de eerste paar voorstellingen [van Nina] plaagde."

bron: Algemeen Handelsblad 23 januari 1959

"De laatse maand voor een première ben ik ongenietbaar. En de laatste week wil ik ook graag alleen in huis zijn. Dan hoef ik niet aan eten maken te denken, als ik honger heb, dan neem ik iets, anders sla ik het over. Dat interesseert me dan totaal niet. Met een ander in huis moet je er telkens voor gaan zitten en daar heb ik dan gewoon geen zin meer in."

bron: Elseviers Magazine, 15 november 1980

Over intuïtief toneelspelen

"Met Nina (première 15 januari 1959) zijn wij vooreerst wel zoet. Het ziet er naar uit, dat wij net als met Janus de 100ste voorstelling zullen halen. Ik vind het een heerlijk stuk. Het is meesterlijk geschreven. Je laat de tekst zo maar op je afkomen. Ik vraag mij niet af of Nina nu echt niet begrijpt, wat er allemaal om haar heen gebeurt, of dat zij maar doet alsof. Ergens heb ik soms het gevoel dat een rol een soort aureool heeft. Daarom hou ik niet van analyseren en wroeten in de karakters. Ik probeer niet het wezen van Nina helemaal uit te rafelen. Ik weet, dat als ik daaraan begin, ik er opeens heel snel mee moet ophouden. Ik ben een mens die intuïtief komedie speelt. Ik zou niet anders kunnen."

bron: Algemeen Handelsblad, 23 januari 1959.

Over het huis aan het Merwedeplein

"Ik ben dol op dit huis. Ik woon al meer dan twintig jaar hier en ik zou dit plein nooit willen verlaten. Ik vind het heerlijk als ik eens een avond niet hoef te spelen. Dan gaan mijn man en ik gezellig bij het haardvuur zitten. Er komt een kind thuis. Wij praten wat. Wij hebben natuurlijk laat gegeten. Wij draaien een plaatje. Petra (de jongste dochter van 10) bepaalt het programma. Een Franse chanson of een stukje klassiek, want in het uitzoeken zijn mijn man en ik reuze sloom. En dan telefoneer ik wat." bron: Algemeen Handelsblad, 23 januari 1959


"Ik ben een echte huismus. Vroeger was ik niet gelukkig als ik niet op zaterdagavond naar 'De Kring' ging. Op zaterdag komt je er het grote geluk tegen, dacht ik in die tijd. Na de oorlog ben ik er nooit meer geweest. Nu ben ik helemaal gelukkig als ik thuis ben en zomers nestel ik mij op mijn daktuin. Niemand ziet mij daar. Dat is heerlijk, want als je aan de weg timmert, vindt iedereen alles gek aan je."Oh, ze ligt in een badpak," of "Wat een gek zonnepak heeft ze nu weer aan" zeggen de mensen dan."

bron: Algemeen Handelsblad, 23 januari 1959

Over spelen in Tiel

"Eigenlijk vind ik het nòg een beetje griezelig als ik naar Tiel ga spelen. Dan spied ik de zaal in en zie ze allemaal, die ik zoo goed ken van vroeger. Dáár heb je de juffrouw van het Postkantoor en daar, asjeblieft, liefst één, twee, vier leeraren van het gym. De vrouw van den winkelier A... verzuimt óók geen voorstelling... en ik zie er mijn schattige oma'tje. Dàt geeft mij dan weer moed en genoegen, als ik terugkom in de plaats, waar ik een massa ondeugd heb uitgehaald, maar waar ik het toch ook wel heel plezierig heb gehad."

bron: Algemeen Handelsblad, 21 september 1935

Over wat echt belangrijk is

"Ik wil liever niet als grande dame herinnerd worden, maar als een moeder, mijn nazaten zijn mij het dierbaarst."

"Succes hebben met je werk, maar al te graag, dat vind ik heerlijk. Maar roem..."

"Internationale roem interesseert me geen fluit. Mijn privéleven is belangrijker."

bron: het boek Jons, geschreven door Mary Dresselhuys (Balans 1990)

Over eerlijkheid

"Ik weet wel dat ik atlijd van mezelf dacht dat het prachtig was dat ik zo eerlijk was. Maar ik had er alleen maar last van. Op school of thuis zeggen dat ík het had gedaan. Een behoefte aan iets edels. Maar het was alleen maar ellende. Je moet helemaal niet zo eerlijk willen zijn en ogenblikkelijk alles bekennen. Aan 't toneel ook niet. Iedereen alles zo eerlijk zeggen... Voorzichtig moet je zijn, diplomatie!"

bron: Elegance, december 1989.

Over de wisselwerking met de zaal

Op de vraag van de interviewster of het klopt dat Mary Dresselhuys altijd zo'n vreugde in haar werk heeft gehad, antwoordt ze:

"O ja, dat is ook zo. Natuurlijk denk je om half 6, als je lekker warm thuis zit, wel eens 'O God' ... Maar het heerlijke van zo'n vak is dat je elkaar meeneemt. Een schrijver, een schilder, die moet het alléén doen, het helemaal in zijn eentje uit zichzelf halen. Maar het spelen met elkaar, en dan de wisselwerking met de zaal ... Alles wat er uit komt krijg je meteen weer terug. Dáár zit mijn vreugde in ... Een dànkbaar vak."

bron: Accent, 5 januari 1994

Over haar tuin

"Mijn tuin, ja, dat is mijn fysieke kracht, mijn gezondheid. Het is een woonboot met slaapplaatsen voor zes mensen, maar de túin is het voor mij. Het was alleen maar boerenweiland, brandnetels en aardappels en nu, een landelijke, slordige, romantische tuin ... Zelf gedaan, ja. De allereerste keer heb ik er iemand bij gehad, het moest helemaal omgespit worden. In de drukste periodes, tussendoor, ga ik er naar toe en dan ben ik er úren mee bezig, bloemen, onkruiden... Dan zet ik het werk van me af, àlles, ik ben bezéten van die tuin."

bron: Accent, 5 januari 1994

Over het voordeel van je talen kennen

"Ik heb, náást Shakespeare, Shaw, Molière, ook nog zoveel gekkinnen gespeeld, gèkke vrouwspersonen, die ik eerst helemaal niet begréép. En dat is dan een voordeel dat je talen kent: dan ging ik dat stuk in de oorspronkelijke taal lezen, dan kun je zo'n rol ineens op een afstand zien, ga je zo'n vrouw beter begrijpen, hoe ze denkt, wa ze doet, waar die gekke teksten vandaan komen. Die vrouw die ik speel in Slippers, die begrijp ik helemaal, omdat ik dat zo'n bestáánd mens vind: gewoon zo'n oude ingénue waar in het laatste bedrijf ineens de ogen van open gaan."

bron: Accent, 5 januari 1994

Over het oerbegrip van toneel

"Toneel is er altijd geweest en zal altijd blijven: zij was de moeder en jij was de vader en ik was het zieke kind en hij was de dokter en onder de tafel is het huis. Dat is dus het oerbegrip van toneel. Ik denk dat het altijd zal blijven en dat het altijd weer zal terugkomen als het eens in een golf is weggeweest. Ieder kind leeft in een fantasie, en ieder groot mens wil ook wel eens een avond in fantasie leven. Ik ben, in de zaal zitttend, geïnteresseerd in ménsen, wil door mensen geboeid worden, of door het idee dat die mensen overbrengen.

Wat Pinter zegt: 'De eerste taak van een toneelschrijver is entertainen, bezighouden, boeien', daar ben ik het helemaal mee eens. Een boodschap overbrengen is best, maar in een vorm op toneel waar je als mens ook begrip voor hebt. Niet de boodschap alléén, dan kan ik de krant wel lezen."

bron: Accent, 5 januari 1994