Louis Davids: Repertoire - Platen

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Louis Davids, 1935. Foto: Godfried de Groot. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Louis Davids:


Louis Davids: Liedjes en Grammofoonplaten

Louis Davids heeft tussen 1906 en 1936 vele van zijn succesvolle liedjes opgenomen op 78-toeren platen. Het gaat om voordrachten, liedjes uit zijn films, uit zijn revues, en liedjes met Margie Morris, liedjes van het Duo Davids.

Voor een overzicht van alle 78-toeren platen van Louis Davids, zie: Louis Davids: Repertoire - Platen - Overzicht

Bladmuziek

Daarnaast werd van de meest succesvolle liedjes ook bladmuziek uitgegeven. Hier enkele voorbeelden daarvan.

Herkomst: Collectie TIN en Collectie Joods Historisch Museum.

Bladmuziek "De olieman heeft een Fordje opgedaan". Collectie Joods Historisch Museum. Bladmuziek In het Bosch. Privécollectie. Bladmuziek De Bokswedstrijd. Collectie Joods Historisch Museum. Bladmuziek Scheidingsfeest. Collectie Joods Historisch Museum.

Bladmuziek Ome Piet. Collectie TIN. Bladmuziek De kleine man. Collectie Joods Historisch Museum. Bladmuziek Hoera we leven nog. Collectie TIN. Bladmuziek Moeder is dansen. Collectie Joods Historisch Museum.

Een korte geschiedenis van de grammofoon

In 1877 maakte Thomas Alva Edison (1847-1931) de eerste opname van een menselijke stem met behulp van een met zilverpapier omwikkelde cilinder. Hij vraagt een patent voor deze Phonograph aan. In 1888 komt hij met een belangrijke verbetering: een cilinder die uit (kunst)was bestaat. Toen Alexander Graham Bell, de uitvinder van de telefoon, in 1880 de Phonograph technisch verbeterd had, bood hij Edison aan om het apparaat te gebruiken voor muziek opnames. Edison moest hier niets van hebben, hij had zijn uitvinding bedoeld als dictafoon. Bell stichtte daarop samen met twee anderen zelf een onderneming om het apparaat voor de amusementsindustrie te exploiteren. Zij noemden hun vinding de Graphophon.

De eerste cylinders hadden een speelduur van twee minuten. Edison verbeterde dit type later onder de naam Amberol, deze had een speelduur van vier minuten. Tien jaar na de komst van Edison's Phonograph vroeg Emil Berliner in Duitsland (1858 -1929) patent aan op een techniek om geluid in plaats van op cylinders op platte, gesneden platen vast te leggen. In de groeven van een ronde schellakplaat werden 3 tot 4½ minuten aan geluid vastgelegd. De toerentallen op de eerste platen varieerden van 60 tot 90 toeren per minuut. In 1915 werd de industrie het echter eens over een standaard: de 78 toerenplaat. Sinds 1920 werd de plaat vanuit een matrijs op een bakelieten drager geperst en fungeerde als handelsplaat.

De doorbraak van de platte plaat in Europa was er gekomen toen de gebroeders Pathé, die al sinds 1890 wasrollen van Edison in licentie voor de Franse markt maakten, rond 1905 overstapten op de plaat van Berliner.

Midden in de plaat zit een gaatje om hem vast te leggen op de platenspeler en er omheen zit een papieren label, waarop de inhoud van de plaat tekstueel wordt weergegeven. De oudste grammofoonplaten hadden een diameter van 30, 25 of 20 cm en werden eerst gemaakt van schellak (een bepaald type was) en later van bakeliet (synthetische kunsthars). In 1948 werd de eerste langspeelplaat (LP) gemaakt, waarna de 78-toerenplaten verdwenen.

(Bronnen: websites tijdlijn beeld en geluid, vinyl history en wikipedia.nl)

Voor een overzicht van alle 78-toeren platen van Louis Davids, zie: Louis Davids: Repertoire - Platen - Overzicht