Fien de la Mar: Volgens anderen

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Fien de la Mar, 1935. Foto: Jacob Merkelbach. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Fien de la Mar:


Citaten van anderen over Fien de la Mar

Een ‘sekreet’ en een ‘lief, gevoelig kind’. Fien de la Mar was het allebei. Niemand die met haar in aanraking kwam, is ongevoelig gebleven voor dat bizarre, onheilspellende karakter. En uiteraard ook niet voor haar gigantische talent en sensuele uitstraling.

Vakgenoten en vrienden van Fien de la Mar hebben zich in de loop der tijd in de media uitgelaten over hun visie op Fien's talent, kwaliteiten en tekortkomingen. Hun blik biedt vaak een net iets andere invalshoek.

Hieronder vindt u een overzicht met een selectie van die uitspraken.

Volgens haar oom Chris de la Mar

Chris de la Mar was de toneelspelende oom van Fien de la Mar, die net als broer Nap grote theatertriomfen vierde. Hij stierf twee jaar na de dood van nichtje Fien, op 81-jarige leeftijd.

"Zij was de grootste uit onze familie. Mijn vader Charles, mijn broer Nap, mijn moeder en schoonzuster, de dames De la Mar-Klopper en De la Mar-Kleij, hadden allemaal hun eigen genre, waarin vooral Nap uitblonk. Maar Fien was allround. Zij was zangeres, zij was cabaretière, zij was toneel- en filmspeelster, zij was groot in de revue en de operette. Zij kende alle onderdelen van het vak tot in haar fijnste vezels."

Geciteerd uit: Het Vrije Volk, Jan Liber 24 april 1965

Volgens Wim Ibo

Wim Ibo, schrijver van de ‘cabaretbijbel’ En nu de moraal, deed vlak voor de oorlog auditie bij het cabaretensemble van Fien de la Mar en maakte het door hem zeer bewonderde fenomeen jarenlang van dichtbij mee.

"Fien de la Mar is mijn eerste grote liefde geweest. Het was een stille liefde, die ik diep verborg. Ik was nog op school en durfde er niet eens met mijn vriendjes over te praten. Fien de la Mar was een onbereikbare grootheid… Ik ging al haar films zien en verzamelde zoveel foto’s als ik maar te pakken kon krijgen. En ik ging wel eens naar de Beethovenstraat, waar zij woonde. Dan liep ik voor haar huis heen en weer en dacht: dáár woont ze nou… Toen ik Fien later, veel later, vertelde dat ik als jongen zo verliefd op haar was geweest, zei ze: “Gut, jongen, daar heb ik anders bitter weinig van gemerkt!” En dat moest je haar hóren zeggen. Op die onnavolgbare manier, die haar zo typeerde. Alsof zij het achteraf nóg spijtig vond dat zij er niets van had geweten."

Geciteerd uit: EVA, 26 juni 1965

Volgens Jan Willem Hofstra

Acteur en schrijver Jan Willem Hofstra speelde samen met Fien de la Mar bij het Rotterdamsch Hofstadtoneel, onder meer in het stuk De blauwe trein van André Birabeau.

"Het was een vrouw die een onwaarschijnlijke animaliteit uitstraalde: alles deed ze over dat animale, dat erotische dat ze uitstraalde en waar zijzelf voor honderd procent achter stond. Intellect gebruikte ze nauwelijks. Ze moet ‘t wel gehad hebben, dat kan niet anders, maar ze speculeerde eigenlijk altijd op haar fysieke kwaliteiten. Het beroemde gebaar van de wijde armen en de buik een beetje vooruit - helemaal op wulps: dat was iedere keer raak. Die erotiek was - al dan niet bewust - de essentie. En dan moeten we erotiek niet verbinden aan seks, maar het menselijke, lijfelijke. Fien was altijd zo lijfelijk aanwezig."

Geciteerd uit: Fien de la Mar: portret van een kunstenaar van Jenny Pisuisse (Meulenhoff, 1982)

Volgens Eduard Veterman

Eduard Veterman was voor de oorlog een begenadigd auteur, decorontwerper en regisseur van het Rotterdamsch Hofstadtoneel.

"Ze begint met elke rol vervelend en lelijk te vinden en om kleine bijzaken te lachen. Op de repetities die dan volgen heeft men het gevoel dat ze iedereen voor de gek houdt. Op de mise-en-scène let ze niet, zodat telkens verwarring ontstaat. Dikwijls is ze na enkele repetities haar rol kwijt: verloren in tram of trein. Tot verbijstering van iedereen kent ze dan meestal de hele tekst reeds, ofschoon ze zich er niet toe heeft gezet deze te leren. Ze is dikwijls lusteloos, of breekt af om een lekker broodje te eten. De regisseur trekt zich de haren uit het hoofd, maar dat maakt geen indruk op haar. Tot ze plosteling, onverwacht, “zin” krijgt... dan is ze de eerste op de repetitie, smijt haar hoed in een hoek, gooit haar mantel over een stoel en repeteert niet, maar spéélt, voor de vuist weg. De regisseur is sprakeloos, de collega’s schudden het hoofd van bewondering en zijzelf verdwijnt stil en snel, alsof ze zich geneerde voor haar talent."

Geciteerd uit: De Tijd, Henk van Gelder 8 oktober 1982 (oorspronkelijk citaat uit Cinema & Theater)

Volgens Jetty Cantor

Zangeres, violiste en actrice Jetty Cantor werkte met Fien de la Mar samen in het Kurhaus-cabaret van Louis Davids.

"Ze was niet één vrouw; ze was twee vrouwen. Een onmogelijk mens waar niet mee te leven of te werken viel en een schat, een juweel. Want ze hoorde bijvoorbeeld dat ik voor een sketchje waarin ik een dienstmeisje moest spelen, geen zwart jurkje had. In die tijd moest je van je salaris ook nog je eigen kostuums betalen. Dan zei ze: “Ik heb nog wel een zwart jurkje voor je - en een schortje ook.” Maar tegen een oude portier van een hotel in Scheveningen was ze dan weer vreselijk. Die man zei eens: “Och, wat lijkt u toch op uw vader zaliger." Rang - had ie een klap in z’n gezicht. “Hoe durf je over mijn vader te spreken!”

Geciteerd uit: Vrij Nederland, 2 oktober 1982

Volgens Anton Koolhaas

Anton Koolhaas was roman- en toneelschrijver en recensent. In een interview uit 1965 zegt hij over Fien de la Mar:

"Er zijn tal van gevallen in de toneelwereld, die aantonen dat extreme eigenschappen - behalve misschien een extreem ontwikkelde “speeldrift” - voor een acteur eerder een plaag dan een zegen zijn. In zekere zin is het tragische leven van Fien de la Mar daar een voorbeeld van. Zij had zonder de geringste twijfel een zeer groot talent; zij was gezegend met een stem die een vrijwel magische werking kon hebben; zij had ten aanzien van haar artistieke persoon de bereidheid om zonder door enige “waardigheid” belemmerd te worden het clowneske en het groteske compleet te omhelzen. Zij vond vaak accenten van een huiveringwekkende diepte, maar als kunstenares ontbrak het haar ten enen male aan de balanceerkunst, die haar mét haar vele mogelijkheden veilig over de gespannen draad van een complete creatie kon helpen. Er was een grilligheid zowel in haar persoon als in haar kunst, die het koorddansersgeduld dat iedere grote kunstenaar op de een of andere manier toch moet bezitten, uitsloot."

Geciteerd uit: Het Toneel 1965

Volgens Adrienne van Vriesland

Adrienne van Vriesland speelde in de jaren ’30 samen met Fien de la Mar onder de artiestennaam Adrienne Canivez.

"Het is gek, Fien is in mijn leven helemaal niet zo belangrijk geweest, maar je moet toch niet aan haar komen, met opmerkingen dat zij jaloers was of gevoelloos of een jaagster naar het sterrendom. Dat hele sterrendom kon haar geen snars schelen en van jaloezie heb ik helemaal nooit iets gemerkt. Waarop was de angst van veel mensen voor Fien eigenlijk gebaseerd? Op haar gekke opmerkingen, of op haar woedebuien, maar die waren er toch ook niet elke dag. Er werd meer over haar gezegd dan waar was."

Geciteerd uit: De Groene Amsterdammer, Max Arian 8 december 1982

Volgens Jo Spiers

Jo Spiers was een van de vaste pianisten in de cabaretrevues van Fien de la Mar.

Ze had een wonderlijke sfeer van weelde, van sensuele kracht. Het was een panter. Ze had prachtige handen - handen van iemand die “bezit”. Ze komt op de repetitie binnen - de zaal is donker, maar ik zie alleen een laktas, en die lange, bleke handen met die prachtige gemanicureerde rooie nagels, die zomaar mooi lagen te zijn. Ik dacht - “Jezus, wijf…” want ‘t was iets moois, hoor."

"Ik heb één keer, toen ik Fien moest begeleiden, in haar ogen gekeken. Dat heb ik toen nooit meer gedaan: toen keek ik in twee poelen van vuur. Ik keek een beetje in de hel van een ander - en toen stond ze een mooi Frans liedje te zingen. En ik schrok zo verschrikkelijk. Ik dacht: ho, ho, nooit meer kijken. En ik heb toen vooral nooit meer zó gekeken: een beetje langs haar, een beetje vaag."

Geciteerd uit: Fien de la Mar: portret van een kunstenaar van Jenny Pisuisse (Meulenhoff, 1982)

Volgens Martie Verdenius

Martie Verdenius was tekstschrijver voor Fien de la Mar in de samen met haar opgerichte vooroorlogse cabaretensembles.

"Ik heb Fien pas echt leren kennen in 1940, toen ik met haar ging werken. Ik was een beginneling, maar die grote Fien de la Mar gaf mij de kans om liedjes voor haar te maken en zij vertolkte ze meesterlijk. Op zo’n moment en erna was ik ontroerd - dan kon ik haar wel zoenen. Maar dat verpestte ze meteen weer. Ze kon verschrikkelijke scènes maken en dan wist je helemaal niet waarom: daar kwam je niet achter. Ze zei dan: “Weet je wat je bent? Je bent zo gemeen, jij met je hersens, jij kunt alles zo met je verstand begrijpen, hè?” - en dan wist je niet waarover ze het had. Ik heb haar ook nooit als mens gezien - ik zag haar meer als een fenomeen."

Geciteerd uit: Vrij Nederland, 2 oktober 1982

Nogmaals volgens Martie Verdenius

"Mensen zonder mensenkennis zijn op de verkeerde momenten goedgeefs en op de verkeerde momenten wantrouwig. Als ze zo tussen haar dertigste en veertigste jaar naar een goeie psychiater was gegaan - en ze was helemaal niet dom, ze wist een boel - dan had ze verder gelukkig geleefd. Ze leefde als een diertje - zó onbewust - ze kende volgens mij alleen maar lust en onlust."

Geciteerd uit: Fien de la Mar: portret van een kunstenaar van Jenny Pisuisse (Meulenhoff, 1982)

Nogmaals volgens Martie Verdenius

"‘t Ging allemaal zo vanzelf. Als je zei ‘Fien, wat was dát mooi”, dan wist ze dat helemaal niet. Ik ken niemand zoals zij was. Ze kon je ook niets leren: want ik dacht, in het begin “ik moet wat van haar leren”- maar dat kon ze niet, want ze wist niet hoe ze het deed. Ze deed ‘t zomaar goed. Dat geworstel was er helemaal niet bij. Ze kon álles: ze kon dansen, ze kon zingen, ze kon toneelspelen. Ze kon tragisch, ze kon komisch: een vat vol talent, maar een gat op het gebied van de levenskunst."

Geciteerd uit: Fien de la Mar: portret van een kunstenaar van Jenny Pisuisse (Meulenhoff, 1982)

Volgens Ank van der Moer

"Fien had een groot rijk talent, geweldig, benijdenswaardig, zo makkelijk ging het allemaal, zo heerlijk. Het had een derde dimensie. Het was ook een beetje een bioscooporgel, waarvan ze soms de vox-humana weleens wat teveel opentrok. In mijn jeugd was ik zelfs met haar bevriend, wat heel weinig mensen misschien kunnen zeggen. We maakten wandelingen naar Abcoude, voor de slanke lijn, die toen voor mij niet zo vreselijk golden en het was verschrikkelijk gezellig, want Fien was een van de weinige briljante mensen die ik gekend heb. Je kon verschrikkelijk met haar lachen. De actrice Else Mauhs, daar zei ze dan van: ‘God, die zit thuis alsmaar over d’r rollen na te denken. Ik pel liever garnalen bij een kopje koffie’. Later is de vriendschap wat verwaterd, omdat ik in een grote boog om haar heenliep en bang voor haar was, want haar humeur was zo onberekenbaar, dat je dikwijls bang was om met een klap om je oren te eindigen en het lag me niet zo vreselijk om dat af te wachten. Maar het was werkelijk een unieke persoonlijkheid. Ik denk altijd met ontzettend veel heimwee aan haar terug."

Geciteerd uit: interviewscript van Wim Ibo voor de televisieserie Namen die je nooit vergeet, KRO 1970 (archief Theater Instituut)

Volgens Max Heymans

"Fien had soms de wonderlijkste invallen. Op een zondagmiddag ging ik naar haar kijken in het Kurhaus, waar ze met het Cor Ruys-cabaret optrad. Fien wist dat ik er was. Even na de pauze zocht een ouvreuse met een lampje de rijen af en hield bij mij stil. ‘Meneer Heymans, mevrouw De la Mar vraagt of u direct bij haar wilt komen.’ Ik liep struikelend over de benen van verstoorde bezoekers de rij uit. In de kleedkamer zat Fien met twee zeer modieus geklede heren. Ik verwachtte dat ze me zou voorstellen aan een paar beroemde buitenlandse toneelpersoonlijkheden of couturiers, maar ze zei: ‘Zeg, Maxje, deze mensen hier willen mij fotograferen voor een tijdschrift. Misschien kun jij mijn haar even doen.’ Ze zei het met een pretentie die ik wel mocht, met een allure van een groot actrice. Ik kon niet weigeren. Even later stond ik als een wereldberoemde toneelkapper over haar heen gebogen, en kapte haar haar zo goed en zo kwaad als het ging, en met een vanzelfsprekendheid waar ik zelf verbaasd over stond."

Geciteerd uit: Knal van Max Heymans (1966, Born)

Volgens Hella Haasse

Hella Haasse schreef de voorstelling ‘Circusvrouwen’ voor Fien de la Mar op muziek van Cor Lemaire.

"De teksten die ze had, stelden meestal niet veel voor - en dat hoefde voor haar ook niet - als er voor haar maar een handvatje aan zat waardoor ze haar emoties kwijt kon of er een typetje van maken. En dát kon ze goed. Maar als je haar vroeg “Wat zou je leuk vinden om te doen -heb je daar een of ander grapje of een pointe die je daarin gebracht zou willen zien?” dan wist ze dat niet. “Dat laat ik helemaal aan jou over”, zei ze, “dat moet jij verzinnen” en “maar ik zie mezelf als een Russin…” en dan riep ze zoiets als “nitsjewo!” - weet je wel, nou zoiets wilde ze. En dan moest je maar iets gaan zitten bedenken."

Geciteerd uit: Fien de la Mar: portret van een kunstenaar van Jenny Pisuisse (Meulenhoff, 1982)

Volgens Albert Mol

Volgens Albert Mol kon er een heel boek worden gevuld met herinneringen aan de scherpe en felle Fien de la Mar, met wie hij bevriend was. Hieronder een van de beroemd geworden anekdotes die Albert Mol optekende.

Een prachtige anekdote van Fien is toen ze na de oorlog voor het eerst op de televisie kwam in een bonte avond in het Concertgebouw, waar ze dan die lange trap af moest komen en ‘Ik wil gelukkig zijn’ zingen. Het was een evenement voor Fien en de opname werd een tijd daarna uitgezonden. Fien had een heleboel mensen bij haar thuis uitgenodigd om die uitzending te zien. Ze had allemaal van die lekkere slaschuitjes gekocht - dat zijn van die deegkoekjes met huzarensla erin en die noemde Fien slaschuitjes. Het grote moment breekt aan dat Fien op de tv zou verschijnen. Ze was als de dood dat het slecht zou zijn of dat ze er niet goed zou uitzien. Fien trekt zich dus tactisch terug in de keuken, naar haar lappen kijken. U moet weten, Fien had altijd lappen staan trekken op een oliestelletje, runderlappen bijvoorbeeld, en dan zei ze: ‘Me lappen worden getrokken’, ‘Urenlang me lappen trekken’, of ‘Me lappen staan der goed bij’. Link als ze was kijkt Fien vanuit de keukendeur naar de tv, en naar het gezelschap in de kamer; ze ziet die troep mensen een beetje stil en verbijsterd naar het scherm kijken en niemand zegt wat - enfijn, zo’n sfeer als je mensen bij je hebt kijken naar jezelf en het is niet goed. Fien ging weer aan haar lappen ruiken en toen de laatste noten van ‘Ik wil gelukkig zijn’ voorbij waren, kwam ze de kamer weer in en vroeg: ‘Nou jongens, hoe was et?’ Waarop iedereen zei: ‘Nou Fien, je was geweldig!’

Later gaf Fien dit commentaar: "Ik heb ze der allemaal uitgesodemieterd, zijn ze helemaal belazerd om in mijn eigen huis me slaschuitjes te zitten opvreten, naar de tv te kijken met bolle ogen, om me vervolgens in de boot te nemen’. Ik heb óók gekeken, vanuit de keukendeur, nou zeg, ik wist niet wat ik zàg: daar kwam een wijf naar beneden met een bespottelijke jurk aan en een paar hele grote worsten die der naast hingen - dat waren me armen: want ik had korte mouwen genomen en mijn armen waren grote worsten geworden – en dat mens begint heel lelijk ‘Ik wil gelukkig zijn’ te zingen, en dat mens was IK. Ik denk: nou moe! Belazer een ander! Fien, je was geweldig! Ik heb ze allemaal de trap afgesmeten en ze de slaschuitjes achterna gegooid, Ja, mij een beetje laten belazeren in me eigen huis!"

Geciteerd uit: Het doek viel te vroeg van Albert Mol (Amsterdam 1977)

Volgens Henk Rigters

Henk Rigters speelde samen met Fien de la Mar in het na-oorlogse cabaret van Martie Verdenius en had een korte liefdesverhouding met haar.

"Die kwetsbaarheid van haar kwam niet zo naar voren: ze overspoelde dat met die lage stem, met die vrouw-van-de-wereld-allure, dat vampachtige. Maar zo’n moment van met elkaar in een portiekje staan, dan denk je niet ‘ik heb een vamp in mijn armen’, nee, een jong meisje dat daar trillend staat en denkt ‘ik word gekust’. En dat was geen ról - ze wás dat meissie. Ze was zo kwetsbaar als de hel, maar ze heeft er overheen geleefd - overheen gedronken."

"Ik houd er niet van al die zogenaamde anekdotes te vertellen die langzamerhand iedereen wel kent. Dan wordt dat soort verhalen de hoofdzaak van haar karakter, terwijl er zoveel dingen tegenover stonden waaraan andere mensen niet kunnen tippen. Om Slauerhoff te citeren: ‘Ze was een vlam - losgewaaid van het vuur’. Ze brandde aan zichzelf op."

Geciteerd uit: Fien de la Mar: portret van een kunstenaar van Jenny Pisuisse (Meulenhoff, 1982)

Volgens Hetty Blok

Na de oorlog stond de jonge Hetty Blok naast Fien de la Mar in de cabaretprogramma’s van Willy van Hemert - Het regenboogcabaret en Gaat u zitten - die werden opgevoerd in het De la Mar Theater.

"Ik heb haar als positief ondergaan: ik vond haar heel warm en heel sympathiek. Ze was dol op haar katjes en daar kon ze heel lief over vertellen - dat ze dan op de bank lag en dat die katjes zich zo, in de holte van haar knie, tegen haar kuit aan nestelden. En dan die kwekers, langs de Zuidelijke Wandelweg. Dat waren haar heel goede vrienden. Daar ging ze bijna dagelijks naar toe; ze had het altijd over “m’n kwekers”, en dan had ze een heel lieve glimlach. Met toch ook wat zelfspot."

Geciteerd uit: Fien de la Mar: portret van een kunstenaar van Jenny Pisuisse (Meulenhoff, 1982)

Volgens Simon Carmiggelt

Simon Carmiggelt was een van de trouwe vrienden van Fien de la Mar.

"Aan haar humor die zij, in haar helse eenzaamheid, toch niet helemaal verloor, bewaar ik mooie herinneringen. De laatste keer ontmoette ik haar op een druilerige zondag in een uitgestorven Kalverstraat. Zij greep mijn hand en zei, met een zekere tederheid, mijn naam. Ik vroeg: “Hoe gaat ‘t, Fien”. Ze liet mijn hand los en antwoordde: “Laat ik maar ‘goed’ zeggen, dan zijn we er allebei van af."

Geciteerd uit: EVA, 26 juni 1965

"De dood, die een einde maakte aan het bestaan van Fien de la Mar was een barmhartige dood. Hij ontnam ons wel een zeer groot talent, maar hij verloste haar van een leven, dat ze niet meer dragen kon. Ik heb haar goed gekend en ik registreer bij mezelf dan ook de schuldgevoelens die bij je op komen, als je aan zo’n graf bedenkt dat je misschien meer voor haar had moeten doen. Maar dat was onmogelijk."

Geciteerd uit: interviewscript van Wim Ibo voor de televisieserie Namen die je nooit vergeet, KRO 1970 (archief Theater Instituut)