Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken


UploadenAfbeeldingDef.png
NaamConstantijn Huygens
Geboortedatum4 september 1596
Geboorteplaats Den Haag
Overlijdensdatum28 maart 1687
Overlijdensplaats Den Haag
BeroepDichter, Componist
Externe databases:
DBNL
IMDb
VIAF

Constantijn Huygens (1596 — 1687) was een Nederlands dichter, diplomaat, geleerde en componist.

Huygens staat bekend als een van de grootste dichters uit de Gouden Eeuw. Hij was tevens secretaris van drie prinsen van Oranje: Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. In Voorburg liet hij het nog steeds bestaande Hofwijck bouwen, bedoeld om even bij te kunnen komen van de Haagse politiek.

Huygens bespeelde verschillende instrumenten (luit, gitaar, viola da gamba, klavecimbel) waarvoor hij een groot aantal werken schreef. Muziek vond hij belangrijker dan zijn letterkundige werken, die hij volgens eigen zeggen in zijn weinige vrije tijd schreef.

Constantijn Huygens was de vader van de staatsman en natuurkundige Constantijn Huygens jr. en de natuur- en wiskundige Christiaan Huygens. Hij deelt een graf met zijn zoon in de Grote Kerk in Den Haag.

Naar Huygens is een literaire prijs genoemd, de Constantijn Huygens-prijs.


Constantijn Huygens heeft bijgedragen aan 10 productie(s).

Constantijn Huygens heeft gewerkt in de volgende functies:


Het gehele overzicht van voorstellingen waaraan Constantijn Huygens heeft meegewerkt, voor zover geregistreerd in de Theaterencyclopedie:

NB: Bij de carrièreoverzichten zijn de voorstellingen gekoppeld aan de premièredatum. Het kan echter voorkomen dat personen niet aan de première meewerkten, maar pas later bij de voorstelling betrokken raakten.

Curriculum Vitae Theatrum
Productie Functie Producent Seizoen Premièredatum In regie van
Scheepspraat Auteur (schrijver libretto, scenario) Jan Musch 1918/1919 9 april 1919
Het onvergankelijke (Nederlandsche gedichten) Auteur (schrijver libretto, scenario) Charlotte Köhler 1939/1940 18 september 1940
Trijntje Cornelis Auteur (schrijver libretto, scenario) Koninklijke Nederlandse Schouwburg 1950/1951 31 mei 1951 Fred Engelen
Trijntje Cornelis Auteur (schrijver libretto, scenario) De Haagsche Comedie 1952/1953 6 september 1952 Bob de Lange
Trijntje Cornelis Auteur (schrijver libretto, scenario) Toneel- en Televisiegezelschap Ensemble 1962/1963 25 januari 1963 Max Croiset
Trijntje Cornelis Auteur (schrijver libretto, scenario) Zuidelijk Toneel Globe 1971/1972 14 januari 1972 Johan de Meester jr.
Trijntje Cornelis Auteur (schrijver libretto, scenario) De Haagsche Comedie 1974/1975 15 maart 1975 Jules Royaards
Trijntje Cornelis Auteur (schrijver libretto, scenario) Het Toneel Speelt 1997/1998 17 oktober 1997 Hans Croiset
Ballo cantabile Muziek Joaquim Sabaté 2004/2005 3 november 2004 Caroline Dokter
Gijsbreght van Aemstel Muziek Theater Instituut Nederland 2006/2007 4 februari 2007

Levensgeschiedenis

Jeugdjaren

Constantijn Huygens werd geboren op 4 september 1596 te 's-Gravenhage, als tweede zoon van Christiaan Huygens (sr.) – secretaris van de Raad van State - en Suzanna Hoefnagel, een nicht van de Antwerpse schilder Joris Hoefnagel. De naam Constantijn verwijst naar de constantia, de standvastigheid van de stad Breda in de vrijheidsstrijd (Constantijns peetoom was burgemeester van Breda). Constantijns moeder Suzanna kwam uit Antwerpen. In zijn komedie Trijntje Cornelis (1653) gaf Huygens het Antwerps, dat hij kende van zijn moeder in zijn jeugd en de latere bezoeken aan Antwerpen, zeer fraai en treffend weer.

Muziek

Constantijn kreeg een gedegen opvoeding en ontpopte zich al vroeg als een begaafd kind. Zijn vader had zo zijn eigen opvattingen over educatiemethoden, en hield zijn kinderen thuis om ze daar deels door hemzelf, deels door zorgvuldig geïnstrueerde gouverneurs, te laten onderwijzen. Vanaf Constantijns 5de jaar kregen hij en zijn broer Maurits muziekonderricht. Ze begonnen met zanglessen, en leerden noten lezen met behulp van goudkleurige knopen op hun jasjes. Opvallend is, dat Christiaan sr. de jongens het 'moderne' systeem van 7 notennamen bijbracht, in plaats van de traditionele, maar veel ingewikkeldere hexachorden. Twee jaar later begonnen de eerste lessen op de viola da gamba. Daarna volgden de luit en het klavecimbel. Met name voor het luitspel legde Constantijn een uitzonderlijk talent aan de dag. Reeds op zijn elfde werd hem gevraagd luit te spelen voor een groep Deense gezanten; in 1618, op zijn eerste diplomatieke reis, speelde hij voor koning Jacobus I van Engeland.

Talen

Constantijn had ook talent voor talen. Hij leerde Frans, Latijn en Grieks, en op latere leeftijd Italiaans en Engels. Verder bleek hij een uitstekend rekenaar en schrijver. Hij leerde spelenderwijs, zoals later in de Verlichting een ideaal zou worden. Op zijn elfde schreef hij zijn eerste Latijnse versjes. Hij bestudeerde de klassieke schrijvers, maar zijn ouders waakten ervoor dat hij een boekenwurm zou worden. Het praktisch doel, de vorming tot een welopgevoed staatsburger, stond voorop. Daarom leerde hij eveneens paardrijden, schermen, tekenen en boetseren. Deze stimulans tot zelfontplooiing kwam gedeeltelijk voort uit het humanistische gedachtegoed, maar vooral uit het calvinistische, dat ontplooiing van de door God gegeven talenten nastreefde.

Broer en zusters

Naast zijn broer Maurits had Constantijn vier jongere zusters, Elisabeth (overleden 1612, 14 jaar oud), Catharina (overleden 1618, 17 jaar oud), Geertruyd (drie jaar jonger dan Constantijn) en Constantia (zes jaar jonger dan Constantijn). De opvoeding van de dames was met name gericht op de voorbereiding tot het huwelijk en het moederschap. Ze leerden lezen, schrijven en Frans. Het was gebruikelijk dat de vrouw de leiding had over het huishouden.

Eerste gedicht

In de periode van het Twaalfjarig Bestand krijgt Constantijn onderwijs in wiskunde, rechten en logica en leert hij daarnaast omgaan met piek en musket. In 1614 krijgt hij les van Pieter de Vooys op het spinet. Eveneens in 1614 schrijft hij zijn eerste Nederlandse gedicht, geïnspireerd door de Franse dichter Du Bartas, hierin prijst hij het boerenleven.

Eerste liefde

Op zijn 19e krijgt Huygens een verhouding met Dorothea van Dorp, een vier jaar oudere vrouw uit Den Haag. De relatie komt in 1616 tot een einde wanneer Dorothea verliefd wordt op een ander. Enkele jaren later zal opnieuw een hechte vriendschap ontstaan tussen Huygens en Van Dorp, maar het komt ook dan niet tot een huwelijk.

Studie

In 1616 trekken Maurits en Constantijn naar de academie in Leiden, waar zij zich laten inschrijven voor de studie Rechten. Hun studie is vooral bedoeld om maatschappelijke contacten te leggen die hen later zouden kunnen helpen bij het opbouwen van een loopbaan. Maurits wordt al spoedig teruggeroepen om zijn zieke vader te assisteren bij zijn werkzaamheden als secretaris van de Raad van State. Constantijn rondt zijn studie af in 1617 en keert dan terug.

In 1618 volgt Constantijn een korte stage (6 weken) bij Athonis de Hubert, een advocaat in Zierikzee. De Hubert was iemand die zeer begaan was met de taal en letteren. Hij pleegde zelfs in 1623 overleg met Hooft, Reael en Vondel over taal en spelling.

Jong diplomaat

In het voorjaar van 1618 kreeg Constantijn een plaats in het gevolg van sir Dudley Carleton, de Engelse gezant bij de Staten, die voor korte tijd naar Engeland ging. Ook Jacob de Gheyn reisde mee. In de zomer verbleef Huygens in Londen in de woning van de Nederlandse ambassadeur, Noël de Caron. Daar leerde hij veel mensen kennen en zijn Engels oefenen. In 1620, tegen het eind van het Bestand, reisde Huygens als secretaris van ambassadeur François van Aerssen mee naar Venetië. De heenreis liep via Nijmegen, Heidelberg, Tübingen, Schaffhausen, Zürich, Splügenpas, Verona, Vicenza en duurde zeven weken. Hij was verrukt van het Teatro Olimpico en andere gebouwen, ontworpen door Palladio. Het gezelschap voer met een boot over de Brenta. Het doel van deze missie was evenwel het verwerven van protestantse steun in de oorlog tegen Spanje en het verleggen van de militaire aandacht naar Duitsland. Huygens had zijn functie binnen het gezantschap mede te danken aan zijn talenkennis. Hij maakte een goede indruk op de doge Antonio Priuli. Huygens had graag kennisgemaakt met de geleerde monnik Paolo Sarpi, om hem persoonlijk een brief te overhandigen afkomstig van Daniel Heinsius, maar Sarpi weigerde stappen te ondernemen waar hij later op zou kunnen worden aangesproken. Huygens ging wel op bezoek bij de kunsthandelaar Daniël Nijs om zijn collectie klassieke standbeelden te bewonderen. Hij hoorde in een kerk muziek, uitgevoerd door vier teorben, twee cornetten, twee fagotten, twee violen, een contrabas, een orgel en een koor van tien of twaalf stemmen o.l.v. de wijdvermaarde Claudio Monteverdi. Huygens bleek een durfal en beklom op de terugweg de spits van de toren van de kathedraal van Straatsburg (142 meter) aan de buitenkant.

Een jaar later reisde hij als secretaris van zes gezanten van de Staten naar Engeland. In oktober 1622 werd hij door koning James I tot ridder geslagen.

Eerste gepubliceerde dichtwerken

In 1617 verscheen voor het eerst een gedicht van Huygens in druk: Larmes sur la Mort de feu Monsieur Maurice de Nassau, een rouwklacht over de dood van Maurits van Nassau jr., een buitenechtelijke zoon van Prins Maurits van Oranje en Margaretha van Mechelen. In 1619 kwam Huygens in contact met Anna Roemers Visscher en met P.C. Hooft. Met Anna wisselde Huygens heel wat gedichten. In 1621 ontstond er ook een gedichtenuitwisseling met Hooft. Beide dichters probeerden elkaar te overtreffen.

In zijn jeugd had Huygens voornamelijk gedichten geschreven in de Latijnse en Franse taal. De Zeeuwse dichter Jacob Cats stimuleerde hem, te dichten in het Nederlands. In oktober 1621 stuurde Huygens Cats een lang gedicht, Batava Tempe. Dit werk was een lofzang op zijn geboorteplaats Den Haag en meer in het bijzonder op het Voorhout, waar hij woonde. In december begon hij aan een ander lang dichtwerk, ’t Kostelick Mal, een bijtende satire op de dwaasheid van de mode. Deze was volgens Huygens kenmerkend voor de inconstantia (wispelturigheid), waar de nuchtere, christelijke mens niets mee van doen wil hebben.

In 1623 vond het huwelijk plaats tussen Maria Tesselschade en Allard Crombalch. Voor deze gelegenheid werden verzen geschreven door Huygens, Hooft en Vondel. Tijdens het feest flirtte Constantijn met Machteld van Kampen, en dat gaf hem inspiratie tot het gedicht Vier en vlam.

In 1624 voltooide Huygens Zedeprinten (karakterschetsen), een verzameling satirische, moralistische gedichten met persoonsbeschrijvingen in de stijl van de Griekse geleerde Theophrastus. Zedeprinten bevat portretten van beroepsbeoefenaren, zoals de koning, de soldaat, de gezant en de hoveling. Ook in 1624 schreef Huygens Stede-stemmen en dorpen, een bundel tienregelige gedichten over achttien steden en zes dorpen in Holland en West-Friesland. Het belangrijkste thema van dit werk is het heldendom van de Hollanders in de strijd tegen Spanje. Huygens beschouwde Zedeprinten en Stede-stemmen en dorpen als zijn beste vroege werken.

In 1625 verscheen de bundel Otia of Ledige uren, waarin al zijn dichtwerken tot dan toe zijn gepubliceerd. Dit jaar vormde de afsluiting van Huygens' jeugd- en vormingsjaren. Hij kreeg een vaste betrekking als secretaris van Frederik Hendrik, die, na het overlijden van prins Maurits, tot stadhouder was benoemd.

Huwelijk met Suzanna van Baerle

In 1626 wordt Constantijn verliefd op Suzanna van Baerle. Eerdere hofmakerijen van de familie Huygens om haar voor zijn broer Maurits te winnen, waren mislukt. Constantijn schrijft diverse sonnetten voor haar, waarin hij haar zijn 'Sterre' noemt. Op 6 april 1627 vindt het huwelijk plaats. Hun huwelijk beschrijft Huygens in zijn Dagh-werck, waarin hij hun levensinrichting beschrijft als één dag. Aan het werk, dat bijna 2000 regels telt, heeft Huygens zijn hele huwelijk met Suzanna geschreven. Het echtpaar heeft vijf kinderen gekregen: in 1628 werd hun eerste zoon, Constantijn, geboren, in 1629 volgde Christiaan, in 1631 Lodewijk en in 1632 Philips. In 1637 werd dochter Suzanna geboren, kort na de bevalling overlijdt haar moeder.

Diplomaat

Vader Huygens begon aan een voorspoedige loopbaan, ondanks de tegenslagen, het overlijden van zijn moeder (1633) en zijn vrouw, die hij te verwerken krijgt. In 1630 wordt hij benoemd tot raad en rekenmeester, hetgeen inhield dat hij de Oranjes assisteerde in het beheer van hun goederen. Deze betrekking leverde hem zo’n fl 1000,- per jaar op. In hetzelfde jaar koopt hij de heerlijkheid Zuilichem en was voortaan heer van Zuilichem. In 1632 benoemt Lodewijk XIII van Frankrijk hem tot ridder in de Orde van Saint-Michel. In 1643 zal hij nog het verlof volgen om voortaan in zijn wapen een gouden lelie op een blauw veld te voeren. In 1634 krijgt Huygens van de Prins een stuk grond in Den Haag aan de noordzijde van het Binnenhof (het huidige Plein). Het stuk grond was vlakbij de plek waar een goede vriend van Huygens, graaf Johan Maurits van Nassau, rond dezelfde tijd zijn huis (Mauritshuis) liet bouwen. Constantijns huis heeft op de voorgevel drie standbeelden staan. Het zijn drie vrouwen die drie zaken verbeelden waaraan een goed bouwwerk dient te voldoen: symmetrie, sterkte en gemak.

In deze periode staat Huygens in contact met diverse geestverwanten. Zo maakt hij begin jaren ’30 kennis met René Descartes. Ook heeft hij contacten met P.C. Hooft (hij beoordeelt diens Historiën) en Rembrandt van Rijn. Hij schrijft poëzie (hij heeft veel belangstelling voor de poëzie van John Donne, van wie hij gedichten vertaalt), componeert en musiceert.

Weduwnaar

Na de dood van Suzanna neemt nicht Catharina Sweerius de leiding van het huishouden in huize Huygens op zich. Constantijn kan maanden niet dichten van verdriet. Uiteindelijk dicht hij, geïnspireerd door Petrarca, het sonnet Op de dood van Sterre. Hij voegt het gedicht toe aan zijn Dagh-werck, dat hij verder onvoltooid laat: de dag is nog niet om, maar zijn Sterre is al dood. Nadat hij het onvoltooide werk aan verscheidene vrienden ter goedkeuring heeft laten lezen, publiceert hij het uiteindelijk in 1658 als deel van zijn Koren-bloemen.

Na een paar jaar als weduwnaar koopt Huygens een stuk grond in Voorburg en laat daar zijn buitenverblijf Hofwijck bouwen. Hofwijck wordt in 1642 ingewijd door vrienden en verwanten. In zijn buiten wilde Constantijn ontsnappen aan de wereld en in stilte op adem komen. In hetzelfde jaar overlijdt zijn broer Maurits. Dit verlies treft Constantijn diep. Nederlandse poëzie schrijft hij dat jaar weinig, wel veel epigrammen in het Latijn. Hij begint kort daarna aan het schrijven van puntdichten in het Nederlands, deze zijn veelal speels van aard.

In 1644-’45 schrijft Huygens een wat ernstiger werk. Als nieuwjaarsgeschenk voor Leonore Hellemans, de echtgenote van P.C. Hooft, dicht hij de Heilighe Daghen, een serie sonnetten op de christelijke feestdagen. In 1647 volgt een ander werk waarin spel en ernst verenigd zijn, het gedicht Ooghentroost, gericht aan Lucretia van Trello, die half blind dreigde te worden. Het gedicht moet haar troost bieden.

In 1645 gaan Constantijn jr. en Christiaan in Leiden studeren. In die jaren gaat het steeds slechter met stedendwinger Frederik Hendrik, Huygens beschermheer en vertrouweling. In 1647 overlijdt hij tenslotte. De nieuwe stadhouder Willem II heeft veel waardering voor Huygens en geeft hem de heerlijkheid Zeelhem in eigendom. In 1650, twee jaar na het eind van de Tachtigjarige Oorlog, overlijdt hij. Zijn opvolger Willem III van Oranje-Nassau wordt een week later geboren. Willems dood is het begin van het Eerste Stadhouderloos Tijdperk.

In 1648 schrijft Huygens Twee ongepaerde handen op een klavecimbel. Dit werk wordt wel in verband gebracht met Marietje Casembroot, een vijfentwintig jaar jongere klaveciniste, met wie hij zijn liefde voor muziek kon delen.

In 1650-1652 schreef Huygens het hofdicht Hofwijck, waarin hij de genietingen van zijn buitenverblijf beschrijft. Men is wel geneigd te denken dat Hofwijck Huygens’ poëtisch testament vormde, een memento mori voor hemzelf. Hij had vele dierbaren verloren in die tijd: Hooft (1647), Barlaeus (1648), Maria Tesschelschade (1649) en Descartes (1650).

Stadhouderloos tijdperk

Met de intrede van het stadhouderloze tijdperk in 1651 is er minder werk voor Huygens als secretaris. Daarbij krijgt hij steeds minder waardering van de weduwe van Frederik Hendrik, Amalia van Solms. Het accent van Huygens’ werkzaamheden verschuift steeds meer naar zijn voorzitterschap van de Domeinraad der Oranjes. Hij moet in die tijd voor zijn betrekkingen regelmatig reizen. Toch ziet hij ook tijd om nog enkele werken te publiceren. In 1647 verschijnt in Parijs een bundel composities van Huygens in zijn Pathodia sacra et profana, het betreft enkele composities op psalmwoorden in het Latijn en op Franse en Italiaanse wereldse teksten van amoureuze aard. Het werk is opgedragen aan de klaveciniste en zangeres Utricia Ogle, de dochter van een Engelse militair. Huygens onderhoudt gedurende lange tijd een correspondentie met haar. In deze periode correspondeert Huygens ook met verschillende andere geleerde en kunstzinnige vrouwen in binnen- en buitenland, onder wie Anna Maria van Schurman en Margaret Cavendish.

Huygens heeft in die tijd moeite zijn zoons aan een bestuurlijke betrekking te helpen. Christiaan ambieert geen bestuurlijke functie. Hij heeft zijn zinnen op de wetenschap gezet en bouwt inmiddels een wereldreputatie op. In 1657 overlijdt Philips na een korte ziekte tijdens een gezantschapsreis in Pruisen. In datzelfde jaar wordt Huygens ernstig ziek, maar geneest op wonderbaarlijke wijze. Rond de kerstdag verschijnt de verzameluitgave van zijn Nederlandse gedichten, de Koren-bloemen. Enkele belangrijke werken hierin zijn: Heilighe Daghen (1645), Ooghen-troost (1647), Hofwijck (1653) en Trijntje Cornelis (1653).

Het laatstgenoemde werk, een komedie, beschrijft de avonturen van een Zaanse schippersvrouw die bij een bezoek aan Antwerpen terecht komt aan de zelfkant van de maatschappij. Dit stuk, geschreven in sappig dialect, getuigt van een zeldzaam taal- en uitdrukkingsvermogen van de auteur. Huygens vond het stuk zelf echter te plat voor opvoering in een schouwburg, en benadrukte dat hij het stuk in vrij korte tijd geschreven had, als ontspanning.

In 1660 trouwt dochter Suzanna met neef Philips Doublet, de zoon van Huygens’ zus Geertruijd. In 1661, hij is inmiddels grootvader geworden, wordt Huygens door de kring der voogden van Willem III naar Frankrijk gestuurd om Orange terug in het bezit van de Nederlanden te krijgen. Als resultaat wordt de landstreek in 1665 ontruimd en teruggeven aan de Nederlanden.

Bij zijn terugkeer in Nederland ziet Huygens voor het eerst de nieuwe, bestrate tolweg door de duinen van Den Haag naar Scheveningen. Deze weg, tegenwoordig Scheveningseweg, had hij zelf in 1653 ontworpen. De weg liep van het Haagse Noordeinde naar de Oude Kerk in Scheveningen. In de Zee-straet (1667) beschrijft Huygens zijn ontwerp, de argumenten voor de aanleg van de weg en de tegenstand die hij ontmoette.

In 1667 schaffen de Staten van Holland het stadhouderschap af met het Eeuwig Edict. Huygens was hier tegenstander van. In het volgende jaar wordt Willem III gehuldigd als eerste edele van Zeeland.

Rampjaar 1672

Het jaar 1672 wordt een rampjaar voor de Nederlanden. Vanuit het zuiden worden de staten aangevallen door de Franse koning, die doordringt tot Utrecht, waar hij wordt tegengehouden door de Hollandse waterlinie. Vanaf zee vielen Engeland en Frankrijk aan en werden tegenhouden door de Hollandse vloot. Vanuit het oosten viel Bernhard von Galen, bisschop van Münster, het noordoosten aan en belegerde in de zomer de stad Groningen. Onder leiding van de Prins van Oranje worden de vijanden in twee jaar verdreven. De ambteloze zoons van Huygens krijgen nu de kans een betrekking te bemachtigen. Constantijn jr. wordt als secretaris van Willem III aangesteld en Lodewijk wordt benoemd tot drost van Gorcum, maar wordt in 1676 aangeklaagd wegens machtsmisbruik.

Tijdens het rampjaar verschijnt de tweede druk van de Koren-bloemen, de bundel bevat 27 boeken. Nieuw zijn de Zee-straet, Mengelingh (een afdeling ernstige gedichten van na 1657) en zeven boeken met “snel-dicht”. Nu Huygens wat ouder wordt zoekt hij steeds vaker zijn toevlucht in de muziek. Hij heeft tijdens zijn leven zo’n 769 composities geschreven.

Laatste jaren

In 1676 sneuvelt admiraal Michiel de Ruyter. In maart 1677 wordt zijn gebalsemde lichaam in de Nieuwe Kerk bijgezet. Huygens is aanwezig als president van de prinselijke Domeinraad en vertegenwoordiger van de Oranjes. In datzelfde jaar trouwt Willem III met Mary, de dochter van de hertog van York.

In 1678 schreef Huygens een autobiografie: De vita propria, sermonum inter liberos (Mijn leven, verteld aan mijn kinderen). Dit Latijnse leerdicht was niet bedoeld voor publicatie maar alleen voor zijn mannelijke nakomelingen, die een voorbeeld moesten nemen aan zijn leven.

In februari 1680 bezoekt Huygens de eerste Nederlandse operaproductie, opgezet door Dirck Strijcker. Zijn zoon Constantijn jr. trekt met zijn gezin uit het huis van zijn vader. Om het geroddel dat daarna ontstond te weerleggen, schrijft Huygens zijn Cluijs-werck, waarmee hij ons een blik gunt in het doen en laten in de laatste fase van zijn leven.

Op Goede Vrijdag 28 maart 1687 overlijdt Constantijn Huygens op 90-jarige leeftijd. Een week later wordt hij in de Grote Kerk te Den Haag begraven.

Werken

  • Spaense wijsheit (zonder jaar)
  • 1621 - Batava Tempe, dat is 't Voor-hout van 's-Gravenhage
  • 1622 - Kerkuria mastix, satyra, 't Costelick mall
  • 1623 - De uytlandighe herder
  • 1624 - Stede-stemmen en dorpen
  • 1624 - Zedeprinten
  • 1625 - Otiorum libri sex en Otia, of Ledighe Uren
  • 1630 - Kasteel Zuilichem
  • 1638 - Dagh-werck
  • 1641 - Ghebruyck en onghebryck van 't orgel
  • 1644 - Momenta desultoria (vermeerderde uitgave in 1655)
  • 1647 - Eufrasia, Ooghentroost. Aen Parthenine, bejaerde maecht, over de verduysteringh van haer een ooghe
  • 1647 - Heilighe daghen
  • 1647 - Pathodia sacra et profana
  • 1653 - Trijntje Cornelis
  • 1653 - Vitaulium. Hofwijck, Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh
  • 1656-1657 - Vertaalde spreekwoorden
  • 1658 - Korenbloemen (vermeerderde uitgave in 1672)
  • 1667 - Zee-straet
  • 1841 - Cluys-werck (door W.J.A. Jonckbloet uitgegeven)

Bronnen