Conny Stuart: Biografie - Ouders en jeugd

Uit TheaterEncyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken

Logo eenlevenlangtheater2.jpg

Conny Stuart, 1964. Foto: Paul Huf. Collectie TIN.


Eenlevenlangtheater Conny Stuart:

Ouders en jeugd

Babyfoto Cornelia van Meijgaard. Foto privécollectie.

Conny Stuart werd als Cornelia van Meijgaard geboren op 5 september 1913 in Wijhe, een plaatsje aan de IJssel, niet ver van Zwolle en Deventer. Ze was de dochter en het eerste kind van Pieter Hendrik van Meijgaard en Jannigje Veen, beiden woonachtig in Den Haag. Vader was in dienst van mr. W.L. baron de Vos van Steenwijk, van 1913 tot 1946 senator van de CHU en van 1929 tot 1946 voorzitter van de Eerste Kamer. "Mijn vader verrichtte in eerste instantie administratieve werkzaamheden. Maar omdat de baron weduwnaar was, moest hij er ook voor zorgen dat het dagelijks leven van De Vos van Steenwijk zo soepel mogelijk verliep. Eigenlijk was hij de regisseur in het leven van de baron." En zo kwam het dat baby Cornelia niet in Den Haag geboren werd maar in Wijhe, het dorp waar het echtpaar Van Meijgaard de baron in de zomer naar toe volgde.

Vader Pieter Hendrik van Meijgaard met de hond van mr. W.L. baron de Vos van Steenwijk. Herkomst: Privécollectie.

"Mijn vader was een levendige, elegante man met een artistieke aanleg. Hij zong, dichtte en later maakte hij aquarellen die heel modern aandeden. Ik denk dat hij kunstenaar had moeten worden (...). Mijn moeder kon goed naaien en had veel gevoel voor mode. In de ateliers van de modezaak keek ze graag toe hoe de prachtigste japonnen op maat werden gemaakt. Ze heeft daar veel van opgestoken en wat ze leerde, bracht ze in de praktijk door zelf kleding te ontwerpen en te maken." Naast deze artistieke aanleg hadden de ouders van Conny nog meer talenten die zij zichtbaar aan hun dochter hebben meegegeven: "Mijn ouders hadden beiden gevoel voor humor en parodie. Ze hadden ook een scherpe blik voor het belachelijke in het gedrag van mensen."

Conny en haar moeder Jannigje van Meijgaard-Veen. Herkomst: Privécollectie.

Vanaf haar geboorte had Conny een zwakke gezondheid. Zij leed onder meer aan kinkhoest en Engelse ziekte. "Ik was een zwakke, tere pop" zou zij later in veel interviews zeggen. Toch was zij een zeer opgewekt en ondernemend kind, dat dol was op sprookjes. Hans Christian Andersen was favoriet. "Diens verhalen hebben in m’n leven een belangrijke rol gespeeld. Het sentiment, de satire en de humor - ze hadden alles wat me beviel." Dat er in het kleine meisje zelf ook al veel fantasie schuilging, blijkt uit haar optredens in oude gordijnen, waarin zij zich een prinses waande.

Conny's broer Kees van Meijgaard. Herkomst: Privécollectie.

In 1917 werd broertje Kees geboren bij wie langzamerhand allerlei afwijkingen aan het licht kwamen. Kees had krampen, kon helemaal niet praten en liep moeilijk. Hoewel de ouders van Conny het leven aanvankelijk zo gewoon mogelijk wilden voortzetten, kon er met het klimmen der jaren van een gewoon leven geen sprake meer zijn. Ze moesten vaststellen dat hun zoon geestelijk zwaar gehandicapt was en daar niet van zou genezen. "Ik was het meisje dat verwend werd, maar naarmate duidelijker werd dat er met mijn broer iets ernstig mis was concentreerden mijn ouders zich steeds meer op de zorg voor hem. ‘Conny redt zich wel’, zullen zij gedacht hebben. Dat was ook wel zo, maar op sommige momenten heb ik ze natuurlijk toch gemist. Het was beslist geen ideale jeugd voor me, maar ik zocht zoveel mogelijk m’n eigen afleiding."

Die afleiding vond Conny al vroeg in artistieke uitingen en culturele uitstapjes. Zij speelde veel piano - het krijgen van een piano op elfjarige leeftijd heeft zij in meerdere interviews "de belangrijkste gebeurtenis uit mijn jeugd" genoemd - en zong al op jonge leeftijd klassieke liederen waarbij zij zichzelf op de piano begeleidde. Grote indruk maakte een bezoek aan de Bouwmeester Revue - waar ster Johan Buziau de bewonderende blikken van Conny trok - en de vele opera’s die zij met haar ouders bezocht, onder meer de door de Fritz Hirsch Operette uitgevoerde opera Friederike met de onwaarschijnlijk populaire, ook door Conny zeer bewonderde tenor Richard Tauber. Verder was zij verslaafd aan films. Aanvankelijk de stomme zwart-wit films met Harold Lloyd, Buster Keaton en haar held Charlie Chaplin - de typische snelle staccato stomme-filmgebaren deed ze thuis met succes na -, en in haar puberteit de eerste sprekende films, vooral met Greta Garbo, die zij veelvuldig bezocht met goede vriend Joan Stenger.

Conny als 16-jarige in klas 4A van de HBS in juni 1930. Herkomst: Privécollectie.

In Den Haag doorliep Conny de eerste Nederlandse Dalton-HBS voor meisjes, het uit Amerika overgewaaide schoolsysteem waarbij de individuele capaciteiten van de leerling centraal staan. Conny was een sfeermakende leerling. Zo tekende zij karikaturen van docenten, schreef zij humoristische stukjes in het klassenboek en liet zij haar klasgenoten dansen en zingen terwijl zij achter de piano zat. Conny signeerde haar tekeningen met Puck Stuart. Puck was een modenaam, alle meisjes wilden in die tijd het liefst Puck, Kitty of Dolly heten. Stuart was een restant van een naam die ze had bedacht als knipoog naar de in Den Haag veel voorkomende dubbele achternamen. Ze stelde zich voor de grap wel voor met de naam Del Riedel Randos de la Rivière Stuart. Samen met een vriendin zou zij na haar middelbare schooltijd, toen er van een carrière nog lang geen sprake was en zij zich uitleefde in haar zogenoemde ‘dansjaren’ in het Haagse uitgaansleven, de artiestennaam Conny Stuart bedenken.

Al snel bestond er bij puber Puck geen twijfel meer over dat zij een professionele carrière wilde: "Toen ik een jaar of zestien was, vroeg een vriend me wat ik later zou willen doen. Ik zei: ‘Je hoort nog van me; ik ga zingen en ik word een ster’. Ik zei dat heel onbevangen. Het was geen ijdelheid. Het was iets wat voor mij vaststond." Dezelfde vriend met wie zij alle bioscopen afliep - de toneelspelende Joan Stenger - regelde voor Conny een figuratierol in de voorstelling De wonderdancing van het vermaarde Rotterdamsch Hofstadtooneel van Cor van der Lugt Melsert. Ook zorgde Stenger ervoor dat zij mocht meespelen in de operette In ‘t Witte Paard, waar Louis Davids en Corry Vonk aan meededen, en waarin ze bij een invalbeurt haar eerste gesproken rolletje mocht spelen. Zelf heeft Conny Stuart deze twee optredens nooit als haar professionele debuut beschouwd: "Het was mijn voorland niet. Ik wilde namelijk geen actrice zijn, maar zangeres".

Lucienne Boyer

Via de liefde voor de jazz - zwarte orkesten uit Amerika en het werk van Duke Elllington - viel zij voor het Franse chanson. Conny besloot zich helemaal toe te gaan leggen op het vertolken van dat genre. "Dat was nieuw en leek mogelijkheden te bieden. Alleen was er in Nederland geen les in te krijgen, dus moest ik alles zelf uitvinden." Conny’s voorbeeld op chansongebied werd Lucienne Boyer, die in die jaren furore maakte met het lied ‘Parlez-moi d’amour’. "In het begin van mijn chansontijd heb ik Lucienne Boyer licht geïmiteerd. Ik veranderde mijn eigen Haagse brouw-r voor de tongpunt-r van Boyer. Maar al gauw vond ik een heel eigen stijl. Bovendien bleek me later dat ik eigenlijk meer verwantschap had met de manier van werken en het repertoire van Lys Gauty. Toch was Lucienne Boyer mijn inspiratiebron. Zonder mijn bewondering voor haar zou ik waarschijnlijk niet zo hard gewerkt hebben aan mijn ontwikkeling als zangeres."

Het zou wederom Joan Stenger zijn die een belangrijk aandeel had in de eerste professionele stappen van chansonnière Conny Stuart.