Canon:1967 - New Yorkse avant-garde in Ritsaert ten Cates Mickerytheater

Uit TheaterEncyclopedie
(Doorverwezen vanaf Canon:1967)
Ga naar: navigatie, zoeken
NB: De onderstaande tabel is alleen zichtbaar voor beheerders van de TE en dient voor het semantisch vastleggen van een op deze pagina betrekking hebbende "Gebeurtenis" (plus bijbehorende info) op een "Tijdlijn"; de gebeurtenis en bijbehorende informatie kan zo (o.a.) weergegeven worden in de "slides" van een tijdlijn.



Gebeurtenis
Titel: New Yorkse avant-garde in Ritsaert ten Cates Mickerytheater
Afbeelding: media:TIN002003907_001.jpg
Datum: 1967-08-17
Beschrijving: Eye-openers voor theatermakers en theaterpubliek in Nederland
Tijdlijn(en): Tijdlijn van het Nederlands Theater
Perso(o)n(en): Ritsaert ten Cate, Ellen Stewart
Productie(s): Tom Paine - Mickery - 1967-08-17
Gezelschap(pen): La Mama
Theater(s): Mickery, Loenersloot

Canonlogo.jpgNew Yorkse avant-garde in Ritsaert ten Cates Mickerytheater

Eye-openers voor theatermakers en theaterpubliek in Nederland

Opening Mickery

In december 1965 had Ritsaert ten Cate (1938-2008) zijn Mickery Theater geopend, in een verbouwde stal in Loenersloot, onder de rook van Amsterdam. Het was de bedoeling dat Nederlandse theatermakers hier stukken zouden brengen die elders niet gespeeld konden worden. Een conflict met vormgever Frank Raven en regisseur John van de Rest, die met hem samenwerkten, en een gebrek aan geïnteresseerde Nederlandse acteurs dwongen Ten Cate echter om het over een andere boeg te gooien: hij vroeg Engelse en Amerikaanse experimentele theatergezelschappen naar Nederland te komen om in het Mickerytheater hun voorstellingen te laten zien. De gevolgen waren ver strekkend.

Ritsaert ten Cate. Foto: Particam Pictures/MAI. Collectie TIN Ritsaert ten Cate, 2007. Foto: Reyn van Koolwijk. Collectie TIN

Eye-openers

De doorbraak van Mickery kwam in 1967, toen Ten Cate erin slaagde om het New Yorkse gezelschap La Mama van Ellen Stewart naar Nederland te halen. De betrokkenheid van Stewart en de haren, de intensiteit waarmee ze acteerden, de sociaal-maatschappelijke relevantie van hun voorstellingen waren eye-openers voor de Nederlandse toeschouwers en de recensenten. En zo verging het hen keer op keer. De busreis naar Loenersloot was geen beletsel, omdat ze wisten dat hen iedere keer iets ongekends te wachten stond. Zo kon je dus ook theater maken! En dan (aanvankelijk) nog zonder subsidie ook. Ten Cate financierde gedurende de eerste jaren alles uit eigen zak. Om de kosten te drukken ging hij wel op zoek naar andere kleine theaters die geïnteresseerd waren in deze uitingen van de internationale avant-garde. Zo ontstond het Mickery-circuit, een keten van kleine theaterzalen waarin gedurende de jaren zeventig en tachtig het Nederlands theater zich zou vernieuwen.

XX – XXX van La Mama, 1970. Foto: Particam Pictures/MAI. Collectie TIN

Toeschouwers in een labyrint van kippengaas

Nadat het Mickery Theater in 1972 naar de Amsterdamse Rozengracht was verhuisd, kregen Ten Cate en zijn buitenlandse partners de beschikking over een flexibele theaterzaal waar op allerlei manieren kon worden geëxperimenteerd met techniek, met ruimte en met de rol van het publiek. De Engelse Pip Simmons Theatre Group en het Japanse gezelschap Tenjo Sajiki maakten hier voorstellingen waarbij het publiek een lawine aan zintuiglijke indrukken over zich heen kreeg. Ook werd het – soms tegen wil en dank – bij de handeling betrokken. In de voorstelling Ahen Senso (Tenjo Sajiki, 1972) werden de toeschouwers bijvoorbeeld opgesloten in een labyrint van kippengaas, waarin zich een hele reeks bizarre scènes en gebeurtenissen afspeelde. In The masque of the red death (1977, Pip Simmons) hulden de acteurs de bezoekers in mantels en hoofdkappen en namen ze hen mee op een tocht door het theater waarbij ze onder meer getuige waren van de begrafenis van Edgar Allan Poe.

Underground Lovers van The Pip Simmons Theatre Group, seizoen 1969-1970. Foto: Particam Pictures/MAI. Collectie TIN The Masque of the Red Dead, The Pip Simmons Theatre, 1977. Foto: Bob van Dantzig. Collectie TIN Mojin Shokan van Tenjo Sajiki, 1973. Foto: Particam Pictures/MAI. Collectien TIN

Gebruik van nieuwe media

Een ander element waar Ten Cate grote belangstelling voor had was het gebruik van nieuwe media. Zo liet hij via televisie- of computerschermen de buitenwereld binnendringen in de wereld van het theater. Maar via opnamen en projecties maakte hij ook zichtbaar hoe waarneming gemanipuleerd kon worden. Dat laatste aspect onderzocht Ten Cate bijvoorbeeld in Fairground (1974): toeschouwers moesten plaats nemen op grote, verrijdbare en afsluitbare tribunes en kregen de voorstelling steeds vanuit een ander perspectief te zien.

Fairground van Concept Theatre, 1974. Foto: Bob van Dantzig. Collectie TIN

Invloed op het Nederlands theater

Ten Cates invloed op het Nederlands theater is maar moeilijk te overschatten. Zijn aandacht voor internationalisering, zijn experimenten met de rol van het publiek en het gebruik van nieuwe media en technieken zijn allemaal elementen die in het hedendaagse theater een belangrijke rol spelen. In 1991 hield Ten Cate het – wat het theater betreft – voor gezien. De steeds hoger wordende productiekosten en het als maar marktgerichter denken, in de kunsten en bij de overheid, waren daarbij belangrijke overwegingen. De laatste periode van zijn leven was hij actief als directeur van de door hem opgerichte theater(vervolg)opleiding DasArts en als beeldend kunstenaar.


Dit is één van de canonteksten. Voor meer informatie zie: Canon van het Theater in Nederland